Tekst A

De zon was nog maar net boven de horizon verschenen toen Wim wakker werd. Waar was hij? Hij huiverde. Het was nog fris. Verbaasd keek hij om zich heen. Eventjes maar. Want toen herinnerde hij zich dat hij gisteren uit een tent ontsnapt was, waar hij al meer dan een week gevangen had gezeten.
Nog steeds wist hij niet waarom die drie kerels juist hem hadden vastgepakt en meegenomen. Waarom hadden zij Kirsten en Achmed gewoon laten gaan? Dat zou hij moeten uitzoeken. Maar hoe? In ieder geval zou hij heel voorzichtig moeten zijn. Als ze hem weer pakten, dan... Ja, wat dan? Hij wist het niet. Zeker was wel, dat hij dan nooit meer zou kunnen ontsnappen want ze zouden er wel voor zorgen, dat hij vastgebonden werd.

Tekst B

De wind was gaan liggen. Het had meer dan een week hard gewaaid, zo hard dat er verscheidene bomen ontworteld waren. Ook op het land van Sven zijn vader. Vanaf de plek waar hij zat, kon hij drie omgewaaide bomen zien liggen. Het zou heel wat tijd kosten om ze te verzagen voor de kachel.
Sven dacht dat dateen mooi klusje was voor 'de beer', zoals meneer Hirken genoemd werd. Die man was zo verschrikkelijk sterk. Hij was bijna twee meter lang en hij leek haast net zo breed als hij lang was. Sven hoopte - als hij groot was - net zo te worden als meneer Hirken. Net zo sterk. Dan zou hij...Wat zouden Wilfred en Bork opkijken. Hoe bang zouden ze dan van hèm zijn. Hij haatte ze, die pestkoppen.

Tekst C

Monica lag in het hoge gras. Het was windstil en de heuvels lagen groen groen en lui op hun rug. Net als zijzelf. Ze genoot van de stilte. Eindelijk was er niemand die haar zij wat ze moest doen.
Ze lag en keek. De bomen begonnen geheimzinnig te kleuren. Geel, rood en bruin.De bladeren schitterden in de zon. En ver weg graasden de schapen, waar ze op moest letten. Maar die hadden genoeg gras. Ze zouden heus niet weglopen. Monica genoot. De wereld was eventjes helemaal van haar. ZIj was alleen. Alleen met de zon, het gras en de bomen.