Ik laat je de verhalen zoals Jeroen en Saskia die hebben geschreven lezen. Jeroen heeft een verhaalbegin over de zee geschreven en Saskia over het bos. Je kunt ze als voorbeeld gebruiken. Je moet ze natuurlijk niet zo maar overschrijven.
Jeroen

Erik wist dat hij de mast moest vasthouden, anders zou hij overboord slaan. Waar was Ankie gebleven? Het schip deinde op en neer. Wat een verschrikkelijke storm was dit. De lucht was inktzwart. De golven metershoog. Ze rolden over het dek, het schuim spatte tegen de boeg. De wind waaide de schuimspetters in zijn gezicht. Gelukkig had hij een regenpak aan. Anders was hij tot op het bot toe nat geworden. Dit moest niet meer al te lang duren want anders...
Saskia

Ellen had het voor elkaar. Ze was verdwaald. Ze ging tegen een boom aanzitten. Waar zouden de anderen zijn gebleven? Ze voelde zich Klein Duimpje die broodkruimeltjes had gestrooid. Ze keek om zich heen. De boom waaronder ze zat was een grote eik. Ze voelde de groeven van de stam in haar rug. De boom torende hoog boven haar uit. Hoog boven de zachte grond begonnen de eerste bladeren. Misschien zou ze erin kunnen klimmen? Aan de stam zaten een paar dikke takken. Die kon ze als trap gebruiken.Ze ging staan. Toen hoorde ze opeens takken kraken...