Cynthia denkt dat haar groepsgenoot Louis een vervelend ventje is.
Maar dan gebeurt er iets waardoor ze van mening verandert. Hij is toch heel anders dan ze dacht.
Jeroen: Laten we eerst de vragen beantwoorden,oké? Saskia: Goed, Waarom vindt Cynthia, Louis vervelend? Jeroen: Ik denk dat Louis niet zo aardig is tegen Cynthia en de andere kinderen. Saskia: Niet aardig. Vind ik nogal vaag. We moeten preciezer zijn. Wat doet hij dat niet aardig is. Jeroen: Gewoon, als ze bijvoorbeeld een tekening moeten maken van elkaar geeft hij haar grote flaporen en lelijk haar. Saskia: Of als ze een spelletje doen op het schoolplein dan wil hij nooit meedoen. Jeroen: Of hij zingt altijd expres vals in de klas. Saskia: Of hij zegt lelijke dingen over hun meester. Jeroen: Dat hij bijvoorbeeld ook als bedelaar in de stad rondloopt. Saskia: En hem appels heeft zien stelen bij de groenteboer. Jeroen: En dat hij slaapt onder een brug en zich nooit schijnt te wassen. Saskia: Als Louis dat vertelt, kan ik me voorstellen dat ze hem een vervelend ventje vindt. Saskia: De tweede vraag: of dat een probleem voor haar is Jeroen: Als ze haar meester leuk vindt, dan is dat een probleem denk ik. Saskia: Hoe weet je dat dan? Jeroen: Ze zal dat wel eens tegen hem gezegd hebben. Saskia: Wat? Jeroen: Dat hij een roddelaar is, bijvoorbeeld. Of dat hij zijn leugens voor zich moet houden. Saskia: Maar nu gebeurt er iets waardoor ze van mening verandert. Jeroen: Ik weet het al. Ze neemt Cynthia mee naar de stad en laat zien dat hij gelijk heeft. Saskia: Dus de meester is echt een zwerver? Jeroen: Ja, maar niet zomaar. Hij oefent voor een toneelstuk. Hij leeft zich in. Saskia: Hoe komen ze daar achter? Lopen ze gewoon naar hem toe en vragen het hem? Jeroen: Nee, ze achtervolgen de meester als die naar het theater toegaat. Saskia: En dan gaan ze mee naar binnen. Jeroen: Omdat ze dan nog denken dat hij een zwerver is en willen kijken wat hij gaat doen. Saskia: Dan worden ze bang dat hij iets steelt uit het theater ofzo. Jeroen: Ja, dan willen ze hem tegenouden. Saskia: Ze binden hem vast op een stoel en roepen de theaterdirecteur Jeroen: En die vertelt Cynthia en Louis dat de meester geen dief is, maar een toneelspeler. Saskia: Dat is een mooie ontknoping. Saskia: Nu kunnen we alles op een rijtje zetten. Jeroen: Als we verzinnen hoe en wanneer we het verhaal beginen dan wordt het nog gemakkelijker. Saskia: Misschien kan het een gesprekje zijn op het schoolplein. Jeroen: Dat Louis zegt dat hij de meester verkleed als zwerver heeft gezien. Saskia: En dat hoort Cynthia. Jeroen: En dan krijgen ze ruzie. Saskia: Moeten ze voor straf nablijven. Jeroen: En spreken ze daarna af om naar de stad toe te gaan om te kijken of Louis gelijk heeft. Saskia: En dan achtervolgen ze hem. Jeroen: Tot hij het theater ingaat. Saskia: Dan gaan ze ook het theater in. En zien dat hij de kleedkamer ingaat. Jeroen: Om te zorgen dat hij niets steelt, overvallen ze hem en binden hem vast. Saskia: Dan roepen ze de directeur en die vertelt wat er aan de hand is. Jeroen: Nu kunnen we het zo opschrijven. |