8fff4df2-e698-4730-af87-fdf574e9b979Op 13 april hebben we de eerste landelijke netwerkbijeenkomst voor lerarenopleiders digitale geletterdheid gehouden. Het was een enerverende dag waarin lerarenopleiders uit het hele land samen kwamen. De dag is voorbereid door collega’s van De Kempel, De Marnix, Hogeschool Rotterdam, Thomas More, De HAN en de HU. Je kunt dus echt wel zeggen dat het een breed gedragen studiedag was.

De studiedag begon met een aantal stellingen, voorbereid door Petra Jansen (Marnix) en Tamara van Heel (Hogeschool Rotterdam) waarin we elkaar en elkaars ideeën leerden kennen. Moet bijvoorbeeld elke Pabo een eigen Innovatielab hebben? Of moet Digitale Geletterdheid als vak apart aangeboden worden of geïntegreerd?

Na de stellingen volgde de lezing van Rens van der Vorst, zelfbenoemd technofilosoof, die duidelijk maakte hoe technologie ons leven beïnvloedt en onszelf verandert. Daarna volgende de interactieve presentatie van Justine Pardoen die vanuit Bureau Jeugd en Media ons meenam in de wereld van jongeren en de dilemma’s waarvoor zij komen te staan. Het gesprek aangaan met kinderen en jongeren, benadrukte zij, was de kern van de zaak als het gaat om hen mediawijs te maken.

In de middag kon gekozen worden uit drie mogelijkheden: het Innovatielab van de Thomas More verkennen, het gesprek aangaan over Curriculum en Toetsing of het gesprek aangaan over Leeruitkomsten. Diana Molenschot van Thomas More vertelde over hun idee achter het Innovatielab en hoe deze mede gebaseerd is op de ideeën van David Thornburg.  Daarna volgde ik ook de sessie over Leeruitkomsten die was voorbereid door Jan Knuivers en Koen Jansen van de HAN.

Leeruitkomsten

Als cluster digitale geletterdheid hebben we in de afgelopen weken ons ook gebogen over de vraag welke leeruitkomsten we nu belangrijk vinden voor afgestudeerde Pabo-studenten. Onze eerste versie leeruitkomsten zijn de volgende 18:
Leerlijn digitale Geletterdheid voor het PO <

  1. De leerkracht beheerst zelf de vaardigheden van de leerlijn digitale geletterdheid op een niveau hoger dan vastgesteld voor het primaire onderwijs.
  1. De leerkracht heeft kennis van de leerlijn digitale geletterdheid en de achterliggende theoretische modellen die nodig zijn om digitale geletterdheid op een doordachte manier in te zetten in het onderwijs.
  1. De leerkracht is in staat om waar mogelijk de doelen van digitale geletterdheid op gepaste wijze te integreren in andere schoolvakken.
  1. De leerkracht is in staat om in vakspecifieke lessen digitale geletterdheid met de leerlingen te werken aan de doelen van digitale geletterdheid en het belang hiervan duidelijk te maken.
  1. De leerkracht heeft kennis van de mediaontwikkeling van kinderen en kan deze theoretische kennis inzetten ten behoeve van pedagogisch handelen in de klas.
  1. De leerkracht heeft kennis van de gedigitaliseerde en gemedialiseerde samenleving en kan de theoretische kennis inzetten ten behoeve van pedagogisch en didactisch handelen in de klas.
  1. De leerkracht is in staat om voor ouders een gesprekspartner te zijn in de media-opvoeding van hun kinderen.

TPACK-bekwaam

  1. De leerkracht is in staat om op basis van zijn kennis van de vakinhoud van de verschillende basisschoolvakken en zijn kennis van de vakdidactiek voor verschillende leeftijdsgroepen en de bijbehorende onderwijsbehoeften, binnen de context van de school en klas passende technologische leermiddelen in te zetten en te ontwerpen die het leerproces van leerlingen ondersteunt en verrijkt.
  1. De leerkracht kent de mogelijkheden en beperkingen van ICT in relatie tot pedagogische en didactische uitgangspunten van de school. Hierbij weegt de leerkracht verschillende waarden tegen elkaar af.
  1. De leerkracht is in staat te reflecteren op de inzet van technologische leermiddelen en de meerwaarde daarvan voor het leerproces.   

Organiseren met ICT

  1. De leerkracht is in staat om technologie en digitale didactiek in te zetten ten behoeve van zijn klassenmanagement voor een effectief onderwijsleerproces.
  1. De leerkracht is in staat om technologie en digitale didactiek in te zetten om differentiatie mogelijk te maken binnen zijn onderwijs zodanig dat verschillende groepen leerlingen in zijn klas bediend worden.
  1. De leerkracht is in staat om technologische middelen in te zetten om de voortgang van leerlingen te registreren zodanig dat deze op een overzichtelijke manier te raadplegen en interpreteren zijn.
  1. De leerkracht is in staat om met behulp van technologische middelen op een professionele manier te communiceren met externen, collega’s en de ouders/verzorgers van de leerlingen.

Professionalisering

  1. De leerkracht heeft een lerende houding om nieuwe vaardigheden en kennis op te doen die bijdragen aan de inzet van nieuwe technologieën om het leerproces van leerlingen te ondersteunen en verrijken.
  1. De leerkracht heeft een lerende houding om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van digitale geletterdheid aan te bieden en te integreren in het onderwijs aan zijn leerlingen.
  1. De leerkracht heeft een onderzoekende houding ten opzichte van de inzet van nieuwe technologieën in zijn eigen onderwijspraktijk.
  1. De leerkracht is in staat om in het kader van de AVG-regelgeving en eigen cyberveiligheid op een verantwoorde manier gebruik te maken van technologische toepassingen.

Een verder toelichting hierop is te vinden in het document dat we als cluster Digitale Geletterdheid van de HU hebben opgesteld.

Landelijke leeruitkomsten

Deze leeruitkomsten zijn, wat mij betreft, een startpunt van verder ontwikkelingen op het gebied van de lerarenopleiders en digitale geletterdheid. Zo lijkt het me zinvol om te komen tot landelijke leeruitkomsten voor digitale geletterdheid voor Pabo-studenten, die geformuleerd en gewogen zijn door de lerarenopleiders zelf. Op basis daarvan kunnen we verdere ontwikkelingen inzetten. Zoals het formuleren van een kennisbasis en nadenken over toetsing en curriculum. Wil je hierover meedenken dan ben je van harte uitgenodigd!