Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts published in oktober, 2011

Afgelopen periode hebben we op de opleiding samengewerkt met de vakken Onderwijskunde en Pedagogiek, Nederlands en Rekenen en Wiskunde Didactiek aan een derdejaar beroepstaak: de groepsbespreking. Ook deze samenwerking had alle kenmerken van een TPACK-ontwerpteam. Ik zal in deze post uitleggen:

  • Wat de beroepstaak inhoud
  • Wat de inbreng was van de sectie ICT en onderwijs (T van TPACK)
  • Wat de inbreng was van de overige vakken (de PCK)
  • Wat onze ervaringen zijn bij de samenwerking
  • Hoe het mijn visie op onderwijs heeft aangescherpt
  • Hoe we het volgend jaar verder willen uitwerken

Wat de beroepstaak inhoud

Een beroepstaak is een toetsvorm die we op de opleiding gebruiken. Er zijn verschillende soorten beroepstaken die er voor zorgen dat we op een gevarieerde manier kunnen toetsen (schriftelijk of mondeling, gezamenlijk of individueel, op de opleiding of in de praktijk).

In de beroepstaak “het groepsoverzicht” voert de student een gesprek met een assesor die in de rol van intern begeleider de student bevraagt over het gemaakte groepsoverzicht. Het groepsoverzicht is onderdeel van de cyclus van handelingsgericht werken dat als een rode draad door onze opleiding loopt.

De cyclus van handelingsgericht werken doorloopt vier fasen: waarnemen, begrijpen, realiseren en uitvoeren. In het groepsoverzicht heeft de student de fasen waarnemen en begrijpen doorlopen. Dat betekent dat de student de leerlingen uit zijn klas op een rij heeft gezet en kan aangeven wat er met deze leerlingen aan de hand is. Dat doet de student op basis van de verzamelde gegevens.

Verzamelde gegevens zijn onder andere toetsresultaten van niet-methodegebonden en methodegebonden toetsen, kwalitatieve analyses hiervan, een overzicht van belemmerende en stimulerende factoren en leerlinggesprekken. Een student moet op basis van deze waarneming kunnen begrijpen wat er met de leerling aan de hand is en wat zijn onderwijsbehoefte is.

Wat de inbreng was van de sectie ICT en onderwijs (T van TPACK)

Vanuit ICT hebben we een bijdrage geleverd aan de voorbereiding van deze beroepstaak door studenten kennis te laten maken met het werken met een digitaal leerlingvolgsysteem (LVS). Leren werken met een digitaal LVS is belangrijk omdat uit onderzoek duidelijk wordt dat leraren wel gegevens verzamelen maar met deze gegevens lang nog niet altijd analyseren om vervolgens het onderwijs aan te passen.

We hebben voor deze beroepstaak het digitaal LVS Parnassys gebruikt. Parnassys heeft in dit kader voor ons een demoschool ingericht. In deze demoschool zijn de groepen 1 tot en met 8 opgenomen, compleet met toetsgegevens.

Met deze actie van Parnassys waren we erg blij omdat we studenten zo konden laten kennis maken met een authentiek middel dat ze op hun eigen stageschool ook (kunnen) tegen komen.

Wij hadden zelf als docenten ICT en onderwijs ook nog geen uitgebreide ervaring met het LVS. We waren dan ook blij met de ondersteuning die we vanuit Parnassys hebben gekregen. Zo leerden we dat de groepskaart van Parnassys een mooi overzicht biedt op de ontwikkeling van kinderen in de klas en dat die goed aansluit bij de fasen van handelingsgericht werken.

In het openingscollege dat we hebben georganiseerd liet Effi Oosterwijk van Parnassys in haar presentatie de studenten kennis maken met de belangrijkste onderdelen van Parnassys.


Wat de inbreng was van de overige vakken (de PCK)

Na het openingscollege hebben we drie bijeenkomsten per klas georganiseerd. De eerste bijeenkomst hebben we samen voorbereid met de collega’s van Onderwijskunde en Pedagogiek (O&P), de tweede met de collega’s van Nederlands en de derde bijeenkomst met de collega’s van Rekenen en Wiskunde Didactiek.

Samenwerking met O&P

O&P zorgt voor de rode draad binnen de opleiding als het gaat om handelingsgericht werken. De expertise over handelingsgericht werken is ook via O&P onze opleiding binnen gekomen. Samen met hen hebben we gekeken hoe we de groepskaart waar tot dan toe alleen nog maar niet-methodegebonden en methodegebonden toetsen op stonden konden aanvullen met Notities en Plannen. We hebben verschillende categorieën notities en plannen opgesteld.

Bij het bedenken van de categorieën notities en plannen hebben we nagedacht over wat je als leraar nodig hebt om leerlingen binnen handelingsgericht werken verder te brengen. Hierbij speelt ook de benaming een belanrijke rol. Noem je een groep basisgroep of minimumgroep bijvoorbeeld. Of heb je het over zorggroep of over subgroep 1.
In de eerste bijeenkomst hebben we nog een keer het kader vanuit ICT neergezet en studenten een opdrachtkaart gegeven waarmee ze kennis maakten met programma Parnassys. Uitgangspunt hierbij was de groepskaart.


Opdrachtkaart Parnassys introductie

Na het verkennen van het programma hebben we inhoudelijk gekeken naar de leerlingen waarbij we een aantal noties hadden toegevoegd.

Op basis van deze gegevens hebben we de studenten gevraagd wat de onderwijsbehoefte zou kunnen zijn. De precieze opdrachten luidden:

Opdracht 3
Bekijk van de leerlingen Naique en Giolina de volgende gegevens en beantwoordt de vragen:

  • Bekijk de scores van de niet-methodetoetsen en de methode toetsen. Vergelijk die met elkaar. Wat valt je dan op? Welke vermoedens heb je?
  • Bekijk de notities die bij de leerlingen gemaakt zijn. Wat vindt je sterk aan deze informatie? Welke informatie zou je nog meer nodig hebben?
  • Welke onderwijsbehoeften zouden deze leerlingen kunnen hebben?
  • Welke gegevens kun je gebruiken voor je groepsoverzicht?

Opdracht 4
Bekijk van de leerlingen Rochard, Semaia en Birol de volgende gegevens en beantwoordt de vragen:

  • Bekijk de scores van de niet-methodetoetsen en de methode toetsen. Wat valt je dan op? Welke vermoedens heb je?
  • Er zijn nog geen notities gemaakt bij deze leerlingen. Waar zou je deze kinderen op willen observeren? In welke situaties zou je dat willen doen?
  • Waarover zou je in gesprek willen gaan met deze leerlingen?

Deze bijeenkomst maakte duidelijk dat je niet genoeg hebt aan kwanitatieve gegevens maar dat kwalitatieve gegevens een belangrijke bron zijn. Meten leidt dus niet automatisch tot weten.

Samenwerking met Nederlands

In de tweede bijeenkomst hebben we als uitgangspunt de leerlingtoetskaart genomen.


Opdrachtkaart leerlingtoetskaart maken

ParnasSys-Leerlingtoetskaart

Studenten leerden hierdoor dat ze met de gegevens van Parnassys overzichten kunnen genereren waarmee ze weer uitspraken kunnen doen. De vragen die we hebben gesteld bij de leerlingtoetskaart waren:

  • Wat zou er op basis van de didactiek en de leerlijnen aan de hand kunnen zijn?
  • Wat zou je het kind vragen om je vermoedens helder te krijgen?
  • Welke onderwijsbehoefte zou je nu, zonder met het kind gesproken te hebben, zouden kunnen formuleren?

Deze bijeenkomst maakte duidelijk dat je als leraar goed zicht moet hebben op de didactiek en leerlijnen van Nederlands. Zonder deze kennis kun je de gegevens niet interpreteren en weet je dus niet wat een leerling nodig heeft.

Samenwerking met RWD

In de bijeenkomst met RWD hebben we gekeken naar de niveaugrafiek van de groep en de niveaugrafiek van de school. We hebben in deze bijeenkomst gezamenlijk gezocht naar verklaringen die we kunnen geven voor het verloop van de grafieken die we kregen.

ParnasSys-Niveaugrafieken groep

ParnasSys-Niveaugrafieken School 2

De vakdocent van RWD heeft in de bijeenkomst uitleg gegeven over de verschillende soorten toetsen die voor rekenen worden afgenomen. Ook heeft hij uitgelegd hoe de CITO-toetsen voor RWD in elkaar zitten. Gezamenlijk hebben we een aantal toetsvragen geanalyseerd zodat studenten inzicht krijgen in de toetsvragen.


Deze bijeenkomst maakte duidelijk dat je op basis van de resultaten in het leerlingvolgsysteem naar verschillende punten kunt kijken:

  • Zijn de instructievaardigheden van de leraar wel in orde?
  • Bereidt de rekenmethode wel voldoende voor op de CITO-toetsen?

We hebben ook nog stilgestaan bij de cruciale momenten in de leerlijnen van RWD. Een cruciaal moment is een inzicht dat je nodig hebt om verder te komen in je rekenontwikkeling. Dat betekent bijvoorbeeld dat je eerst de telrij moet beheersen voordat je verkort kunt tellen en voordat je kunt structreren.

Wat onze ervaringen zijn bij de samenwerking

Bij het beschrijven van onze ervaringen in de samenwerking zal ik onderscheid maken tussen flowervaringen en remmingen die we vanuit de sectie ICT en onderwijs hebben ervaren.

Flowervaringen

Het ontwikkelen van deze beroepstaak (leerarrangement) heb ik over het algemeen als heel positief ervaren. Het bundelen van de expertise van verschillende kanten heeft de bijeenkomsten een grote meerwaarde gegeven. Dat gold zowel voor de samenwerking met Parnassys als voor de samenwerking met de collega’s. De bijeenkomsten hadden niet zonder de inbreng van de verschillende partijen ontwikkeld kunnen worden. Je zou kunnen zeggen dat iedereen in deze beroepstaak heeft geleerd. Iets dat me sterk doet denken aan het construct van Professional Development Schools waarin elke deelnemer een bijdrage levert aan het proces en van de ontwikkeling van het proces zelf ook weer leert.

Samen met collega’s inhoudelijk praten over onderwijs en onderwijsontwikkelingen heb ik ook als heel positief ervaren. Samen denk je na over het verzorgen van goed onderwijs aan de studenten.

Remmingen

Remmingen heeft het proces ook gekend. Die lagen vooral op het organisatorisch gebied. Bij het ontwikkelen van deze beroepstaak waren in totaal 10 personen betrokken. Het maken van afspraken met iedereen was een flinke klus. Als hele groep zijn we nooit bij elkaar geweest. Wij als sectie ICT en onderwijs waren steeds de schakel in de samenwerking. Bij de ene sectie verliep de samenwerking iets soepeler dan bij andere sectie. Dit had niet te maken met onwil maar met ziekte en wisselingen van collega’s te maken.

Een andere remming was onze eigen kennis en kunde. Die vergrootte naar mate het proces verder liep. We zijn gegroeid in onze kennis over het handelingsgericht werken, in de eisen die de inspectie stelt aan scholen, in de werking van het programma Parnassys en in de achtegronden van de verschillende vakken. Deze remming zorgde ervoor dat we nu het aanbod gedaan hebben, denken: dit gaan we volgend jaar nog weer anders aanpakken.

Hoe het mijn visie op onderwijs heeft aangescherpt

Gedurende de ontwikkeling en uitvoering van de beroepstaak bekroop mij steeds meer het gevoel: je kunt kinderen niet in cijfers vangen om uitspraken over hen te doen. Kwantitatieve gegevens zijn wel belangrijk maar zeker niet genoeg. Dit merkte ik op een aantal manieren. De eerste keer merkte ik dat in de voorbereiding van de lessen met O&P. Vanuit Parnassys hadden we kwantitatieve gegevens aangeleverd gekregen. Maar deze kwanitatieve gegevens zeiden op zich nog niet zoveel. Notities moesten er voor zorgen dat de kwanitatieve gegevens meer gingen leven. Dat de kinderen achter de toetsscores meer tot leven kwamen. Dat het kind meer in beeld kwam.

Een tweede moment dat ik dit merkte was toen studenten ook met de eigen gegevens van hun school mee gingen doen aan de les. Studenten vonden het veel gemakkelijker om over deze kinderen iets te vertellen en uitspraken te doen dan over de anonieme kinderen uit de demoschool. Studenten maakten hierbij niet gebruik van de cijfers en notities die door hun school waren vastgelegd maar van de observaties die zij van de kinderen hadden gedaan in de dagelijkse praktijk. Kijken naar kinderen (observeren) levert een waardevolle bijdrage op aan het bepalen van de onderwijsbehoefte van leerlingen.

Is dit geen open deur dan? Misschien. Maar in deze tijd van handelingsgericht werken, opbrengstgericht werken, verantwoording afleggen aan ouders en de overheid, volledige concentratie op taal en rekenen mag dit misschien nog wel eens weer benadrukt worden.

Moeten we dan af van het digitale LVS? Zeker niet. Maar misschien zouden we dit systeem kunnen aanvullen met de waarden van het digitale kinderportfolio. Waarin het kind nadrukkelijk in beeld komt. Misschien kan een LVS video’s opnemen waarin je ziet hoe leerlingen aan het werk zijn. Misschien kan er leerlingwerk worden opgenomen. Leerlingwerk van rekenen en taal maar ook van wereldoriëntatie en de kunstvakken. Misschien kunnen er uitspraken worden opgenomen van medeleerlingen over hoe zij de leerling in de klas ervaren. Volgens mij zit er in de LVS nog voldoende mogelijkheden tot ontwikkeling.

Hoe we het volgend jaar verder willen uitwerken
Dit jaar hebben we deze beroepstaak en dit onderdeel van de beroepstaak voor het eerst uitgevoerd. Dat betekent bijna automatisch dat we het volgend jaar weer gaan bijstellen. Dat gaan we in ieder geval op een aantal manieren doen. Ten eerste hebben we nu ervaring opgedaan met handelingsgericht werken, de eisen vanuit de inspectie, het programma Parnassys en het samenwerken met andere vakgebieden. Dat betekent dat we dit kunnen gaan aanscherpen. We hebben nu vier bijeenkomsten (openingscollege en drie workshops) erover gedaan om studenten kennis te laten maken met het prorgramma Parnassys. Dit kunnen we terugbrengen tot twee of drie bijeenkomsten.

In het aanbieden van de opdrachten kunnen we nog strakker zijn. Nu vonden de studenten het toch lastig om zo direct te kunnen aangeven wat de gegevens nu precies voorstelden. Daar hebben we ze in de bijeenkomsten zelf nu bij begeleid. Volgend jaar kan dit ook strakker.

We hebben ons nu alleen gericht op het LVS Parnassys. Maar er zijn natuurlijk meer. We hebben inmiddels al contact met CITO over het bekijken en interpreteren van toetsresultaten. Als we het LVS van CITO op soortelijke manier kunnen inzetten zou dat mooi zijn.

Ik beschreef al in mijn aangescherpte visie op onderwijs dat een LVS (zeker in de vorm zoals ik ze nu ken) misschien niet voldoende is. Het zou kunnen betekenen dat we studenten ook kennis laten maken met digitale portfolio’s om te laten zien hoe hierin de ontwikkeling van kinderen wordt vastgelegd.
Tot slot werd duidelijk dat kennis hebben van de kinderen zelf waarover je uitspraken doet erg belangrijk is. Een oplossing die we mogelijk volgend jaar hier voor gaan gebruiken is het schrijven van casussen over leerlingen zodat studenten op basis hiervan ook uitspraken kunnen doen.

Bij het zinvol en succesvol in kunnen zetten van ICT in het onderwijs moet je volgens mij de volgende vier vragen kunnen beantwoorden

  1. Bij welk vak/ ontwikkelingsgebied wil je het ICT-middel inzetten?
  2. Aan welke doelen moet het ICT-middel een bijdrage leveren?
  3. Wat is de meerwaarde van het ICT-middel om deze doelen te bereiken?
  4. Welke organisatorische randvoorwaarden zijn er om dit ICT-middel in te zetten?

Met zinvol bedoel ik: zonder ICT was deze activiteit niet goed mogelijk geweest om te behalen. Met succesvol bedoel ik: de implementatie levert geen onoverkomelijke problemen op.

De vier vragen zorgen er voor dat:

  • ICT geen doel is maar een middel
  • ICT bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen
  • ICT geen speeltje blijft maar een noodzakelijke tool
  • De inzet van ICT voor elke leerkracht behaalbaar is.

De vier vragen sluiten aan bij het TPACK-model (Mishra & Koehler, 2006) waarbij het er om gaat dat je ICT inzet om je didactiek te ondersteunen/ verrijken om de inhoud nog beter over te kunnen dragen. En het sluit aan bij het 4-E model van Collis (2001). Dat model geeft weer hoe “de ervaren meerwaarde van een ICT toepassing en de kans op acceptatie hiervan bepaald wordt door een aantal factoren”:

  • Gewin (educational effectiveness)
  • Gemak (ease of use)
  • Genot (Engament)
  • Omgevingsfactoren (Envirometal variables)

Pas ik de vier vragen toe op het voorbeeld dat ik in deze blogpost beschreef dan luidt het antwoord op de vier vragen als volgt:

  1. rekenen en wiskunde didactiek
  2. het op verschillende niveaus uitleggen van breuken aan een klas
  3. het vlot en visueel kunnen laten zien van verschillende soorten oplossingen
  4. beschikken over een digibord en toegang tot het programma Bordwerk.

Toepassen van de vier vragen zorgt er dus voor dat je ICT doordacht in kunt zetten. Het geeft niet direct antwoord op de vraag: past dit ICT-middel bij mijn visie op onderwijs. Die vraag zou je er als vijfde eventueel nog aan toe kunnen voegen.

Gisteren was het dan zo ver: slechts vier maanden nadat het idee voor BoekTweePuntNul was gelanceerd werd het boek gepresenteerd. BoekTweePuntNul is een prachtig voorbeeld van crowdsourcing en ik ben blij dat ik hier aan heb meegedaan.
Voor iedereen die nog niet op de hoogte is van dit project: BoekTweePuntNul is een idee van Louis Hilgers en Tessa van Zadelhoff om web 2.0 tools op een toegankelijke manier te beschrijven. Via Twitter vroegen ze of anderen hier aan mee wilden doen. Binnen korte tijd hadden ze maar liefst 125 auteurs verzameld.
Het enthousiasme rondom dit project deed mee denken aan het oprichten van WikiKids, alweer zo’n 5 jaar geleden. Destijds ontstond via de Scholenlijst ook zo’n buzz.
Tools en onderwerpen zijn anders maar het enthousiasme is hetzelfde. Het is wel bijzonder om dat enthousiasme zo te zien ontstaan. Als ik kijk naar deze twee onderwerpen zie ik verschillende overeenkomsten. Belangrijkste volgens mij is bij beide het gevoel hebben te kunnen bijdragen aan een mooi project. Een andere overeenkomst is dat iedereen wordt aangesproken op zijn expertise en ervaring. Bij WikiKids uitte zich dat in het feit dat er al snel een eerste wikiomgeving werd klaargezet en dat de eerste indelingen van de encyclopedie tot stand kwamen. Bij BoekTweePuntNul zag je dit doordat iedereen zich een onderwerp toe-eigende waar ze zich senang bij voelden (alhoewel sommigen heel graag nog wel een ander onderwerp hadden uitgewerkt).
Verschillen zijn er ook. Belangrijkste is dat BoekTweePuntNul een project is met een zeer duidelijke deadline en dat WikiKids een doorlopend project is. Ander verschil is de sturing binnen het project. Louis en Tessa hebben het op een professionele manier aangestuurd en iedereen op zijn professionaliteit aangesproken (zorgen dat deadlines werden gehaald). Bij WikiKids proberen we een educatief toegankelijke omgeving te creëren waarin we het gebruikers zo gemakkelijk mogelijk maken om bij te dragen. Van deadlines kan echter geen sprake zijn.

BoekTweePuntNul gaat verder. Ze stellen een co-creatieproject in. Een mooi initiatief. Alvast twee ideeën hiervoor:

  • samenstellen van een ideeënboek voor toepassingen van ICT in het onderwijs. Ideeën zijn geordend naar bouw (groep 1 tot en met 8) en naar ontwikkelings- en vakgebied (van Nederlands tot Wereldoriëntatie). Dit kan gebaseerd zijn op de activity types zoals Judy Harris die gebruikt als invulling van het TPACK-model van Mishra en Koehler.
  • zorgen voor dekking van de kerndoelen in WikiKids. Kunnen we voor het basisonderwijs zorgen dat alle onderwerpen die genoemd zijn in de leerlijnen en kerndoelen terug te vinden zijn in Wikikids? Leerlingen hebben dan altijd en overal toegang tot begrijpelijke informatie die voor hen van belang is.