Vorige week woensdag hebben we de officiële opening gehad op Hogeschool Domstad. Deze stond in het teken van de leraar/docent als onderzoeker. De lectoraten Kantelende Kennis en Academische basisschool hebben deze dag verzorgd.
De opening van de dag werd gehouden door Jos Castelijns, een van de lectoren van Kantelende Kennis. Hij ging in op de bijzondere combinatie van het beroep leraar met die van onderzoeker. Een combinatie die in meer beroepen voor komt maar zeker niet in alle. Waarbij de vraag natuurlijk was: in wat voor soort beroepen kom je dit nu wel tegen en in welke niet?
Via deze weg leidde hij het doen van collectief praktijkonderzoek in. Waarbij leerkrachten gezamenlijk met leerlingen onderzoek doen naar de verbetering van de praktijk.
Na deze inleiding konden de aanwezigen (docenten van Domstad, leerkrachten van de Academische basisscholen en vertegenwoordigers van de KSU en KPOA) kiezen uit vier bijeenkomsten:
- Leerbehoeften studenten feedback door mijzelf
- Academische basisschool/opleidingsschool:Heel de school onderzoekt mee (onderzoeksorganisatiemodel) door Simone van Dijk en Willy van Dijk
- Onderzoek in het curriculum: de onderneming in de minor door Helma de Rooij
- Onderzoek basisschool De ark: Leerbehoeften kinderen door Pauline de Zwet-Kortekaas
In mijn bijeenkomst heb ik een klein onderzoekje gedaan naar een onderdeel van de cyclus van collectief praktijkonderzoek van Kantelende Kennis. De deelnemers kregen de resultaten voorgelegd van de vragenlijst die we bij eerstejaars studenten hebben afgenomen. De bedoeling was dat de deelnemers gezamenlijk drie belangrijke bespreekpunten zouden kiezen. Mijn onderzoeksvraag was hoe ik dit zo effectief mogelijk zou kunnen doen. Waarbij ik het ook belangrijk vond dat de deelnemers zo betrokken mogelijk zouden zijn.
Effectiviteit en betrokkenheid zijn twee aspecten van de vitale ruimte. De vitale ruimte is binnen het onderzoek van het lectoraat een belangrijk begrip. Het geeft aan welke aspecten belangrijk zijn bij het doen van collectief praktijkonderzoek. In de vitale ruimte kijk je naar het individu en het collectief. Er moet aan de basisbehoeften van het individu worden voldaan. Tegelijkertijd moet je als groep ook verder kunnen.
In mijn onderzoekje had ik drie condities opgesteld. Namelijk een open werkvorm, gedeeltelijk gestuurde werkvorm en een gesloten werkvorm. Mijn hypothese was dat de gedeeltelijk gestuurde werkvorm het meest effectief was en tegelijkertijd de grootste betrokkenheid zou genereren. Die hypothese kon ik na twee rondes verwerpen. De meest open werkvorm riep vooral onduidelijkheid onder deelnemers op waardoor het én niet effectief was én de betrokkenheid snel afnam. In de meest gesloten werkvorm was de effectiviteit voldoende en de betrokkenheid ook voldoende.
Het gaf tegelijkertijd meer inzicht in de voorgelegde vragenlijst. Negatief geformuleerde resultaten zorgden nog voor onduidelijkheid. Zodat ik nu weet hoe ik de vragenlijst aan studenten kan gaan voorleggen: een gesloten werkvorm met toelichting op onduidelijkheden. Tijdens de selectie van de top 3 ga ik dan voor effectiviteit. Bij het verbinden van consequenties en opstellen van actiepunten richt ik me dan weer meer op de betrokkenheid.
De deelnemers konden twee onderwerpen bezoeken. Na deze twee ronden hebben we plenair afgesloten. Tijdens de afsluiting werd aan een aantal mensen de nieuwste publicatie van het lectoraat Kantelende Kennis overhandigd. Ook kregen ze een boekje van het lectoraat Academische basisschool.
Tot slot werden de nieuwe lectoren van het lectoraat Academische basisschool voorgesteld: Ton Bruining en Marja van den Eijnden.