WikiKids is multimedialer dan ooit. Naast foto’s en teksten kun je nu onder meer ook embedded video’s (van SchoolTV en YouTube), StreetView beelden, JigSawPlanet puzzels en presentaties van Slideshare opnemen. Deze uitbreidingen zijn mogelijk door de zogenaamde “widget”. Op WikiKids is de opties widget geïnstalleerd en die maakt het mogelijk dat we binnen de WikiKidsomgeving allerlei multimedia kunnen afspelen.
Op de website MediaWiki Widget kun je een overzicht vinden van beschikbare Widgets. Voor YouTube en Google StreetView hebben we daar de widgets vandaan. Voor SchoolTV en JigSawPlanet heb ik zelf de widgets gemaakt. Dat ging gemakkelijk met de bestaande voorbeelden. Elke week maak ik met JigSawPlanet een nieuwe puzzel voor op WikiKids. Elke twee weken verschijnt er een video van SchoolTV op WikiKids.
Screenshot van JigSawPlanetPuzzel
Screenshot van SchoolTV Beeldbank
JigSawPlanetWidget
De kern van de JigSawPlanetWidget ziet er als volgt uit:
De widget maakt gebruikt van een iframe waarin een specifieke website als bron is opgenomen. Verder vind je er informatie over de breedte en hoogte van het iframe.
SchoolTVWidget
De kern van de SchoolTV-widget is als volgt opgebouwd:
Ook hier maak je gebruik van een specifiek ingevuld iframe en informatie over breedte en hoogte.
Ik ben zeker geen expert op het gebied van widgets. Ik heb handig gebruik kunnen maken van bestaande widgets. Iemand die naar mijn idee wel een expert is, is Sergey Chernyshev die verschillende ontwerpen op zijn naam heeft staan.
Dit jaar ben ik begonnen met een fotocursus om mijn hobby wat meer inhoud te geven. Hieronder zie je setjes van de basiscursus en de vervolgcursus (eerste twee lessen). In de basiscursus was het uitgangspunt het leren kennen van de camera (spelen met ISO-waarde, scherptediepte, belichtingstijd etc). In de vervolgcursus gaan we aan de slag met verschillende type fotografie. In de eerste twee lessen zijn de reportage en het stilleven aan bod gekomen. Voor de volgende les staat “landschapsfotografie” op het programma. Ga ik in de komende week foto’s voor maken.
WikiKids heeft afgelopen jaar meegedaan aan de Zomerschool Utrecht. De Zomerschool Utrecht is een project in het kader van de Brede School Academie (BSA) van de wijk Overvecht in Utrecht (zie ook dit filmpje). De BSA zorgt voor onderwijstijdverlenging. Dit is een verlenging van de effectieve leertijd, waarin de extra tijd wordt benut voor het actief tegengaan van onderpresteren bij leerlingen, in het bijzonder achterstandsleerlingen. Zomerschool Utrecht schrijft dat
“Op de Brede School Academie wordt het idee van onderwijstijdverlenging ingezet op een bijzondere doelgroep. De extra begeleiding is niet gericht op uitvallers, maar op de groep beloftevolle, talentrijke achterstandsleerlingen.”
Sardes heeft een curriculum opgezet waarin extra aandacht wordt besteed aan woordenschat, begrijpend lezen en kennis van de wereld. Begrijpend lezen is een belangrijke voorspeller voor schoolsucces. Juist op dat onderdeel valt deze groep kinderen uit.
Over Zomerschool Utrecht:
Ook de zomerschool is, strikt genomen, een voorbeeld van onderwijstijdverlenging. Het ministerie van OC & W overweegt op dit ogenblik een regeling zomerscholen in Nederland. Met de introductie van de Zomerschool Utrecht nemen de makers van de Brede School Academie een voorschot op die regeling. Maar dan wel onder hun voorwaarden. Met een programma gericht op onderwijs en niet op vrijetijdsbesteding. Bedoeld voor talentvolle kinderen. Door de zomerschool te koppelen aan de Brede School Academie wordt een keuze gemaakt voor een structureel en samenhangend aanbod, en niet voor het incident.
Het programma van de kinderen zien je in onderstaand schema
Het is een geïntegreerd programma waarin Sardes, UCK en WikiKids in samenwerken. Op WikiKids hebben we een speciaal portaal ingericht.
In dit portaal zijn de onderdelen terug te vinden die van belang zijn. Leerlingen hebben geschreven aan het artikel Robot. Ze hebben gedebatteerd over stellingen. En ze hebben een essay geschreven. Alle leerlingen die hebben meegedaan staan op een pagina. Samen met de edits die ze hebben uitgevoerd.
Op de website van Sardes kun je de filmpjes bekijken die de kinderen deze zomervakantie hebben gemaakt. Sardes heeft ook een publicatie gemaakt over de zomerschool onder de naam Tijd voor Talent. De publicatie is samengesteld door Kees Broekhof, Hans Cohen de Lara en Susan de Swart.
In de publicatie komen de uitgangspunten en opzet van de BSA en de Zomerschool aan bod. Een mooie publicatie waarin de samenhang van het programma goed uit de verf komt.
Ik ben blij dat we als WikiKids een steentje hebben kunnen bijdragen aan de Zomerschool. Ben benieuwd hoe dat volgend jaar gaat. We staan in ieder geval weer open voor samenwerking.
Van onze verslaggever – Utrecht
“Het kind en de leraar centraal, dat is ons uitgangspunt,” zegt de directeur van Edutech, Thijmen van der Noord, de jonge, snelgroeiende uitgeverij op de educatieve markt die in rap tempo gevestigde uitgeverijen in verlegenheid brengt. Een gesprek met de directeur over het concept en de ins en outs van de nieuwe uitgeverij.
Visie
“Onze visie op uitgeven is dat we de ontwikkeling van kinderen centraal stellen en dat we de leraar faciliteren om die ontwikkeling zo goed mogelijk te begeleiden en sturen. Dat doen we door gebruik te maken van de modernste leermiddelen en de beste managementtools.”
De vraag is natuurlijk wat er voor nodig is om dit mogelijk te maken. Van der Noord hierover: “naast visie vraagt dit lef. Lef om te investeren in onderzoek en lef om samenwerkingen aan te gaan die niet direct voor de hand liggen.” Van der Noord doelt hiermee onder andere op de samenwerking met de bekende computergigant.
ICT-infrastructuur
“Het papieren boek hebben we vervangen,” zegt Van der Noord. “We zien in dat dit medium te veel beperkingen kent om de ontwikkeling van het kind centraal te stellen. Het medium “digitale beeldscherm” biedt meer mogelijkheden. We zijn van huis uit natuurlijk geen computerbouwers. Daarom zijn we in zee gegaan met de bekende computergigant. Die heeft voor ons verschillende formaten digitale beeldschermen ontwikkeld.
Alle leerlingen beschikken over een digitaal beeldscherm ter grootte van het oude boek (het digiboek), met het formaat was namelijk niets mis. Het digitale beeldscherm biedt toegang tot alle informatie, oefeningen en toetsen Het is handzaam en makkelijk op te bergen. Een tweede type scherm heeft de grootte van een leerlingentafel (de digitafel). Dat is geschikt om met meerdere personen tegelijkertijd aan te werken. Dat kan een leraar en een groepje leerlingen zijn of leerlingen die aan een samenwerkingsopdracht werken. Het derde type digitale scherm heeft de grootte van een oud schoolbord (het digibord). Dat scherm kan gebruikt worden voor presentaties aan grotere groepen door de leraar of de leerling.
Elke leerling heeft zijn eigen digiboek. In een klaslokaal staat minimaal 1 en maximaal 3 digitafels. Per klaslokaal is er ook 1 digibord aanwezig.
Digitaal leermateriaal
“De kracht van uitgeverijen is het ordenen en didactiseren van leermateriaal,” aldus Van der Noord. “Gevestigde uitgeverijen weten dit. Ze beseffen alleen niet dat ze dat via het verkeerde medium overbrengen. Wij beseffen dat wel en geven daarom in principe uitsluitend digitaal uit. Vorm (de digitale beeldschermen) en inhoud (het leermateriaal) versterken elkaar.”
Hoe gaat dat precies in de praktijk? Van der Noord: “We stellen de ontwikkeling van het kind centraal. Dat is het uitgangspunt. We zijn echter wel zo commercieel dat we verschillende markten willen bedienen. Dat betekent dat een school kan kiezen in welke vorm ze onze methoden willen ontvangen. We hanteren drie hoofdcategorieën. Categorie 1 is de ‘zelfstandige leerroute’. Categorie 2 is de ‘begeleide leerroute’ en categorie 3 is de ‘gestuurde leerroute’.
Kiest een school voor een van de categorieën dan ontvangt de school een basisconfiguratie van de methode. Voor ons is dat eenvoudig te realiseren omdat we digitaal aanleveren. “Heeft de school vanuit zijn visie op onderwijs gekozen voor een bepaalde categorie dan kan de school de methode daarna nog verder instellen. Bij scholen die voor categorie 1 kiezen hebben we koppelingen mogelijk gemaakt met alle bestaande portfoliosystemen. De school kan natuurlijk ook kiezen voor ons eigen portfoliosysteem.
Scholen uit alle categorieën hebben de mogelijkheid om direct resultaten in te lezen in het digitale leerlingvolgsysteem. Dat werkt op basis van plug en play. Op het moment dat de methode is geactiveerd op het netwerk zoekt het contact met het digitale leerlingvolgsysteem en synchroniseert het automatisch alle leerlinggegevens. Op basis van die leerlinggegevens doet het systeem weer voorstellen voor aanpassingen. Als blijkt dat leerlingen moeite hebben met bepaalde stof of meer uitdaging nodig hebben past de methode zic automatisch aan.
Op schoolniveau worden keuzes gemaakt. Binnen die marges kan de leraar de methode voor zijn groep leerlingen verder aanpassen. De methode en het systeem zijn namelijk ondersteunend en niet leidend. Een leraar die de ene oefening door zijn eigen wil vervangen, heeft hiervoor de mogelijkheid. De leraar kan zijn oefening delen met alleen zijn school of beschikbaar stellen aan de gemeenschap. De beste ideeën die leraren beschikbaar stellen belonen we.”
We vragen naar een concreet voorbeeld van een methode. Hoe moeten we dit precies voor ons zien? Van der Noord: “Neem bijvoorbeeld onze methode Taal. Daar zijn we heel tevreden over omdat we daar ook inspelen op de vaardigheden van de eenentwintigste eeuw. Naast spelling, lezen en woordenschat leren kinderen ook om te publiceren voor een groot publiek. Dit onderdeel heeft de leerlijn “stellen” of schrijven bijna helemaal vervangen. We hebben hiervoor onder andere contacten gelegd met web 2.0 bedrijven en samen educatieve omgevingen ontwikkeld.”
We vragen door hoe een spelles er dan precies uitziet. “Afhankelijk van de visie van de school kunnen we die op verschillende manieren aanbieden. Bij een categorie 3 school kan het bijvoorbeeld als volgt gaan. De leraar heeft voor alle leerlingen de standaardoefeningen van de dag met één klik geaccodeerd en de leerlingen kunnen aan het werk. In het digiboek klikt de leerling een visuele instructie aan over de spellingregel. De visuele instructie is in dit geval een video van een leraar die de regel voor de leerling voordoet. Er zijn ook visuele instructies waarbij we gebruik maken van animaties maar bij de spellingregels volstaan video’s.
De leerling maakt daarna direct de oefening en krijgt hierop feedback. Afhankelijk van de resultaten kan de leerling verder met een volgende oefening of volgt er herhaling. De resultaten worden direct weggeschreven in het leerlingvolgsysteem. De leraar krijgt direct een seintje op he moment dat oefenigen niet goed gaan. De leraar weet welke leerling hij intensiever moet gaan begeleiden. Dit is maar één voorbeeld van de vele mogelijkheden.”
Er komen direct een paar angstige beelden bij ons op. Maakt deze uitgever de leraar overbodig? En hoeven deze leerlingen dan nooit meer op papier te schrijven? Van der Noord: “De leraar is niet overbodig geworden door onze uitgeverij. We faciliteren de leraar alleen maar in het zo goed mogelijk begeleiden en sturen van de ontwikkeling van leerlingen. Lesgeven is mensenwerk. En dat moet natuurlijk zo blijven. We rusten de professionals alleen maar uit met het beste gereedschap.”
En nooit meer schrijven op papier? Ook die angst neemt Van der Noord weg. “Hoewel we er van overtuigd zijn dat schrijven op papier een andere functie zal krijgen, blijven we hier wel aandacht aan besteden, al was het maar vanuit commercieel oogpunt. Leerlingen schrijven met hun digipennen in de papieren schrijfschriften die we bij onze digitale methode “Schrijven” leveren. De digipennen zorgen er voor dat de resultaten van de leerlingen ook direct op hun digiboek verschijnen. Daar analyseert onze software de prestaties en geeft daarop direct feedback.
Deskundigheid
Wat vraagt dit van de leraar? Van der Noord: “De lerarenopleidingen nemen hierin gelukkig het voortouw. Zij bereiden leraren van de toekomst voor op het onderwijs van de toekomst. Zij zorgen er voor dat leraren goed overzicht hebben op de leerlijnen van de verschillende vakken en hoe ze passend onderwijs kunnen verzorgen. Ook besteden ze aandacht aan de vaardigheden van de eenentwintigste eeuw zoals ICT-geletterdheid en creativiteit. Dat maakt dat we de toekomst hoopvol tegemoet zien. Verder hebben we natuurlijk een nascholingsaanbod dat leraren die hier niet mee zijn opgeleid op maat kan bedienen.
Samenwerking en leiderschap
“Onze samenwerking met de bekende computergigant zorgt er voor dat we een voorsprong hebben op andere uitgeverijen. Die voorsprong zullen we in de komende tijd alleen nog maar verder uitbouwen. Uit marktonderzoek blijkt namelijk dat 99% van de scholen graag de ontwikkeling van kinderen centraal wil stellen zodat ze zo optimaal mogelijk kunnen presteren. 99% van de scholen wil ook graag dat een uitgeverij ervoor zorgt dat de methode de leraar in staat stelt om zijn leerlingen op maat te begeleiden en te sturen.”
Niet alleen scholen willen dit. Ook de onderwijsinspectie is onlangs met een reactie naar buiten gekomen. In die reactie maakt ze duidelijk dat ze voortaan alleen uitgeverijen in het educatieve veld toelaten die in staat zijn om zowel de visie van de school te ondersteunen als de individuele ontwikkeling van de leerling.
De minister van Onderwijs ging nog een stap verder, ook naar aanleiding van kamervragen, en wil een onderzoek instellen naar mogelijkheden op een verbod van papieren methoden. “Die,” zo zegt de minister, “blijken uit onderzoek schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen.” Wordt vervolgd…
Dit jaar werken we voor het tweede jaar samen met de sectie geschiedenis voor het verzorgen van een gezamenlijke les Geschiedenis en ICT. In deze blogpost wil ik graag de ontwikkeling van deze samenwerking in kaart brengen. Dit doe ik door als uitgangspunt de presentaties te nemen die we voor de lessen hebben gebruikt. Ik zal eerst de presentaties van vorig jaar laten zien en daarna de presentatie van dit jaar.
Presentaties 2010
In 2010 verzorgden we voor het eerst een gezamenlijke bijeenkomst met de sectie geschiedenis.
De bijeenkomst was opgebouwd rondom de presentaties. Dat betekende dat eerst de presentatie van de sectie geschiedenis werd gebruikt en daarna de presentatie van ICT en Onderwijs. Van echte integratie was daarmee nog geen sprake. De onderwerpen waren al wel op elkaar afgestemd en de presentatie van ICT en Onderwijs borduurde voort op die van geschiedenis maar voor de studenten waren het nog twee losse presentaties.
Presentatie 2011
Dit jaar hebben we een presentatie gemaakt. Daarin zijn de belangrijkste onderdelen van beide presentaties opgenomen en op elkaar afgestemd.
Wat is er precies veranderd?
Er zijn een aantal zaken die tussen 2010 en 2011 zijn veranderd in de gezamenlijke les. Ten eerste weten we van elkaar wat de onderwerpen zijn die we belangrijk vinden en die aan bod zouden moeten komen. Ten tweede is de overlap tussen beide presentatie weggehaald. Ten derde zijn de voorbeelden en opdrachten nog meer vanuit de vakspecifieke criteria van geschiedenis verantwoord (gebruik maken van beeldvormers).
Naast deze ontwikkeling die gericht is op de samenwerking tussen geschiedenis en ICT, zijn er andere (kleine) veranderingen. Zo gebruiken we nu 5 stappen voor het weergeven van het project (vorig jaar waren dit er vier). We stemmen hierbij beter af op de indeling die alle secties gebruiken. Ook hebben we het doel van de bijeenkomst nog verder geëxpliciteerd.
Tot slot merk ik dat we door het samenvoegen van de twee presentaties we ook onze stijl van lesgeven meer op elkaar hebben moeten afstemmen. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de manier waarop je informatie op de dia’s weergeeft. Doe je dit met korte steekwoorden, gebruik je veel afbeeldingen of wil je toch meer tekst gebruiken.
In het vervolg op TPACK op de Pabo (3) waarin ik schreef over de beginnende samenwerking tussen Natuuronderwijs en ICT en onderwijs wil ik in deze blogpost het vervolg beschrijven op de samenwerking. Want wat is er nu precies uitgekomen in de samenwerking? Het is een mooie les geworden, al zeg ik het zelf. En dat mag want vooral mijn collega’s hebben de les vooral vormgegeven. Dus een compliment voor hen voor de uitwerking.
CK als uitgangspunt
Centraal in de les stond de Content Knowledge. Oftewel de vakinhoud. Die vakinhoud was gericht op het onderwerp duurzaamheid. De studenten kregen over dit onderwerp drie stellingen die ze moesten beantwoorden en in een debat verdedigen:
Stelling 1: Biologische aardbeien zijn altijd het duurzaamst
Stelling 2: Melk is goed voor elk: drink drie glazen melk per dag
Stelling 3: Wil je duurzame kleren kopen, dan kies je voor biologische katoen
P als perspectief
De stellingen moesten de studenten bekijken vanuit drie perspectieven: People, Planet en Profit. Deze drie invalshoeken zorgen ervoor dat je vanuit verschillende perspectieven naar een onderwerp kunt kijken. In de presentatie op pagina 4 zie je het model dat de studenten gebruiken.
T als middel
Op verschillende manieren hebben we ICT als middel in deze les ingezet. We hebben het tijdens de introductie ingezet als presentatiemiddel (PowerPoint) van het onderwerp. Daarna zijn studenten met behulp van voorgeselecteerde bronnen op internet op zoek gegaan naar informatie om hun stellingen te onderbouwen. De studenten hebben daarna informatie uitgewisseld en bediscussieerd in de omgeving Soapbox (met dank aan Margreet van den Berg).
We hebben verder nog gebruikt gemaakt van verschillende tools. De groepjes mochten de stellingen kiezen met behulp van surpriseassistent van Bordwerk, wie mocht beginnen werd bepaald door flip the coin, de tijd tijdens de presentatie werd in de gaten gehouden door de time wekker van Bordwerk en na afloop werd gestemd met de stemkastjes van het SMARTboard wie het beste de stellingen had verdedigd.
TPACKkwadraat
In deze les hebben we op verschillende manieren ICT gebruikt. We hebben studenten laten zien door middel van het gebruik van ICT hoe ze in het vakoverstijgend werken (of projectmatig werken) natuur aan ICT kunnen koppelen in het basisonderwijs. Sterkste voorbeeld hiervan vond ik het gebruik van de bronnen waarmee studenten zich konden voorbereiden op het debat. Studenten hebben daarmee zelf een webquest doorlopen en ervaren wat het betekent om op die manier het internet te gebruiken.
Voor een volgende keer
LEGO MindStorms willen we nog steeds een plek geven in ons aanbod. Samen met de mediatheek gaan we een aantal sets aanschaffen. Verder kunnen we de les verder aanscherpen. De bronnen waren nu in een WORD-document opgenomen. Mooier is het als het echt in het format van een webquest wordt aangeboden. Dan kunnen we in deze les nog makkelijker de link leggen met een eerder aan bod gekomen onderwerp: de aangepast taxonomie van Bloom (ik vind het belangrijk dat studenten tijdens het werken aan de opdracht zich realiseren met wat voor type opdracht ze bezig zijn). We kunnen zelfs overwegen om de webquest en de discussie vooraf plaats te laten vinden. Dan krijgt het online samenwerken ook een nog functionelere werking. Nu was het vooral kennis laten maken met de mogelijkheden van de omgeving Soapbox.
Dit zijn termen die iets meer duidelijkheid moeten scheppen in het gebruik van ICT in de lerarenopleiding. De term is afgeleid van de term die ik Anja Swennen (2010) van Onderwijscentrum VU hoorde bezigen in een presentatie over de ontwikkeling van lerarenopleiders: tweede orde leraren. Dat zijn leraren die leraren opleiden. In haar presentatie geeft Swennen aan dat de term is afgeleid van Murray & Male (2005). In het artikel Becoming a teacher educator: evidence from the field (2005) benoemen Murray & Male dit als first order en second order practitioner. Lunenberg en Dengerink (2011) geven het in hun artikel What is specific to the teacher educator’s profession? als volgt weer:
To clarify the distinction between the work of teachers and teacher educators, Murray introduced the terms first- and second-order teaching (cf. Murray & Male, 2005). With first-order teachers, we speak of teachers working with pupils. With second-order teaching, we speak of teacher educators working with student teachers who in turn will be working with pupils. So, what we have here is a stratification. From the research of Murray & Male, it becomes apparent that working with adult learners, knowledge of learning styles of student teachers, being able to structure adult learning, and the ability to recognize the potential of students can be considered as characteristic for second-order teaching.
Wat is dan TPACK1?
Tpack1 houdt in dat ICT wordt ingezet als middel om de didactiek van de vakinhoud te ondersteunen en te verrijken zoals die op het po of vo moet worden onderwezen. Concreet voorbeeld hiervan is: studenten leren in het kader van het vak Nederlands dat ze leerlingen met een weblog teksten kunnen publiceren zodat het publiek dat de teksten leest groter is. Studenten leren ook dat ze leerlingen duidelijk moeten maken dat schrijven op het web andere eisen stelt aan de opbouw van een tekst. Tpack1 heeft dus betrekking op didactische inzet van ICT in het po of vo.
Wat is dan TPACK2
Tpack2 heeft betrekking op de opleidingsdidactiek. Een voorbeeld hiervan is dat een opleider aan studenten vraagt in het kader van het schrijven van een reflectie een weblog bij te houden. De opleider geeft feedback via de weblog. Studenten geven elkaar ook feedback via de weblog. ICT biedt op die manier ondersteuning bij het reflecteren.
Wat is dan TPACKkwadraat?
En dan tpackkwadraat. Dat houdt in dat een opleidingsdocent ICT inzet ter ondersteuning/ verrijking van zijn opleidingsdidactiek om vakinhouden over te dragen waarin hij aan studenten duidelijk maakt hoe zij ICT kunnen inzetten in het po/ vo voor zijn specifieke vakgebied. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat een opleidingsdocent de weblog inzet als procesverslag/ reflectiemiddel om studenten te laten beschrijven hoe zijzelf leerlingen met een weblog laten werken in het po/ vo in het kader van het vak Nederlands.
TPACKkwadraat zou je kunnen zeggen past bij het adagium teach as you preach en congruent opleiden. Het betekent niet dat opleiders in elke situatie ICT moeten gebruiken om duidelijk te maken hoe ze studenten ICT in hun onderwijs kunnen laten gebruiken. Het betekent wel dat een opleider in staat moet zijn om dit soort tpackkwadraat beslissingen/ overwegingen te kunnen nemen. Zover zijn we jammer genoeg nog lang niet in de lerarenopleidingen. Ik zie hier wel een taak voor het VELON om dit te stimuleren!
Bronnen
Lunenberg, M., Dengerink, J. (2011). What is specific to the teacher educator’s profession? opgehaald van http://www.kennisbasislerarenopleiders.nl/beroep-lerarenopleider.html op 1 december 2011
Murray, J., Maleb, T. (2005). Becoming a teacher educator: evidence from the field In: Teaching and Teacher Education 21 (2005) 125–142
Swennen, A. (2010). Wie zijn wij? De identiteit van lerarenopleiders. Opgehaald van: http://www.pwcontent.com/velon/VELONcongres2010/ op 1 december 2011.
Van onze verslaggever – Utrecht
Uit onderzoek (Dummer, 2012) blijkt dat papieren schoolboeken gevaarlijk zijn voor de ontwikkeling van kinderen. “Een inhoudsanalyse laat zien dat papieren schoolboeken op alle fundamentele educatieve elementen voor leermiddelen, een onvoldoende scoren,” alsdus de onderzoeker.
In het onderzoek is gekeken naar verschillende punten: inhoud, adaptiviteit, gebruiksvriendelijkheid voor de leerling en inzetbaarheid voor de leerkracht. Op alle vier onderdelen scoren schoolboeken onvoldoende.
Inhoud
Voor het onderdeel inhoud is gekeken op welke manier gebruik is gemaakt van de verschillende media. In schoolboeken komen slechts twee soorten media voor: tekst en afbeeldingen. Papieren schoolboeken laten de media audio, video en intelligentie links liggen. “Een gemiste kans,” volgens de onderzoeker die hierbij wijst op de cognitieve multimedia theorie van Mayer (1998) waarmee duidelijk wordt dat een leermiddel waarin auditieve en visuele informatie elkaar versterken, zorgt voor een verminderde cognitieve load bij leerlingen. “Papieren schoolboeken maken het leren onnodig lastig”, alsdus Dummer.
Adaptiviteit
Op het onderdeel adaptiviteit scoren papieren schoolboeken ook onder de maat. Teksten en afbeeldingen liggen vast en opdrachten kun je niet meer aanpassen. “Om een simpel voorbeeld te geven: voor leerlingen met dyslexie zou het erg prettig zijn als je het lettertype zou kunnen aanpassen. Met papier lukt dit niet. Ook het voorlezen van de teksten lukt niet.” Ook teksten vergroten of zinsconstructies aanpassen op het AVI-niveau ligt met papieren schoolboeken moeilijk. “Extra instructie door middel van een animatie of video is ook onmogelijk”, zegt Dummer. “Van een leraar wordt verwacht dat hij in het kader van opbrengstgericht werken en handelingsgericht werken zijn instructie aanpast op het niveau van een leerling. Maar hoe moet die leraar dat nou doen als een van zijn belangrijkste hulpmiddelen nog stamt uit de middeleeuwen. Het enige dat in de loop van de tijd is aangepast is dat de hoeveelheid tekst ten opzichte van de afbeeldingen is verminderd. Noem dat maar vooruitgang!”
Gebruiksvriendelijkheid
Op het onderdeel gebruiksvriendelijkheid voor de leerling scoren schoolboeken ook onder de maat. De enige mogelijkheden die in schoolboeken zijn te vinden zijn: het gebruik van duidelijke titels en tussenkopjes en een index. Volgens Dummer is dat laatste een hopeloos ouderwets systeem. “Je moet eerst achter in het boek kijken en hopen dat de auteur zo vriendelijk is geweest om het lemma dat je wilt onderzoeken op te nemen. Dan moet je handmatig de bladzijden omslaan om te kijken of de uitwerking van dat lemma ook past bij jouw informatiebehoefte.” In boeken kun je geen gebruik maken van de zoekfunctie CTRL-F of CMD-F. Ook is het in boeken niet mogelijk om je eigen stukjes tekst te taggen zodat je die later weer gemakkelijk terug kunt vinden.
Een ander punt dat de gebruiksvriendelijkheid niet te goede komt heeft meer betrekking op de papieren werkboeken en schriften die als packagedeal bij de papieren schoolboeken worden geleverd. Leerlingen weten niet of de oefeningen die ze maken nu goed zijn of niet. Het papieren werkboek en schrift zijn niet in staat om directe feedback te geven. Daarmee zorgen de papieren leermiddelen voor onnodige verwarring en tijdverlies.
Inzetbaarheid
Op het onderdeel inzetbaarheid voor de leraar scoren papieren schoolboeken ook onvoldoende. Op verschillende punten zijn de uitkomsten zorgelijk. Distributie en innemen van papieren schoolboeken in de klas gaan ten koste van de onderwijstijd. Ook is het voor de leraar niet mogelijk om de teksten en afbeeldingen in de papieren schooboeken aan te passen op de schoolomgeving of de klassensituatie. “Inspelen op de actualiteit of de interesses van de leerlingen worden daarmee bemoeilijkt.”
Hebben de leerlingen het werk gemaakt dan moet de leraar zelf nog tijd investeren om het gemaakte werk na te kijken en te beoordelen. De tijd die een leraar hiermee kwijt is kan hij niet investeren in de voorbereiden van nieuwe lessen.
Reactie uitgevers
Gevraagd is aan uitgevers om te reageren op het onderzoek van Dummer. Uitgevers geven aan in te spelen op de vraag uit de markt. Zolang leraren genoegen nemen met de papieren schoolboeken zien ze geen reden om het concept te veranderen, laten ze via een woordvoerder weten.
Ze geven bovendien aan dat er verschillende randmaterialen beschikbaar zijn gesteld om aan de nadelen van de papieren schoolboeken tegemoet te komen.
Dummer in reactie hierop geeft aan dat hij het jammer vindt dat uitgevers het businessmodel belangrijker vinden dan de ontwikkelingen van kinderen. Hij stelt voor om accijnzen te heffen op de verspreiding van schoolboeken. “Net zoals alcohol en tabak zijn papieren schoolboeken slecht voor de ontwikkeling van kinderen. Blootstellen aan de schadelijke gevolgen hiervan zou eigenlijk verboden moeten worden. Maar het heffen van accijnzen levert de staatskas natuurlijk ook het nodige op.” Oppositiepartijen hebben aangekondigd hier kamervragen over te stellen. Wordt vervolgd…
Dummer, G. (2012). Papieren schoolboeken zijn slecht voor de ontwikkeling van kinderen. Utrecht: in eigen beheer
Mayer, R. E.; R. Moreno (1998). “A Cognitive Theory of Multimedia Learning: Implications for Design Principles”. http://www.unm.edu/~moreno/PDFS/chi.pdf.
In deze post beschrijf ik mijn bevindingen van de Onderwijsdagen 2011, georganiseerd door SURF en Kennisnet. Ik zal daarbij de volgende onderwerpen bij langs lopen: de app, het edubloggerdiner, de opzet van het programma, dag 1, dag 2 en twittergebruik.
De app
Dit jaar kon je voor het eerst gebruik maken van een app op je mobiele telefoon om te kijken wat je te wachten staat. Ingangen zijn: het programma, keynotes ne thema’s. Verder wordt uitgelegd wat je op het netwerkplein kunt vinden, krijg je informatie over de onderwijsdagen in het algemeen, blijf je op de hoogte van de laatste nieuwtjes en zie je een lijst van deelnemers. Ook kon je met behulp van de app gebruik maken van een zogenaamde Friend Locator.
Het idee van de app vind ik een prachtig vernieuwende manier om de Onderwijsdagen nog toegankelijker te maken. SURF en Kennisnet zijn met hun tijd meegegaan door het aanbieden van deze app. Over de meeste onderdelen ben ik dan ook erg tevreden. Bijvoorbeeld de Alerts die je krijgt op het moment dat er iets verandert in het programma. Ook het bekijken van de deelnemerslijst is op een handige manier gedaan.
Het onderdeel Friend Locator kwam naar mijn idee niet goed uit de verf. Ik vind het voor deze paar dagen te omslachtig om hier gebruik van te maken. Beter was het geweest om, a la Facebook, iedereen standaard aangemeld te laten zijn bij Friend Locator. Wil je er geen gebruik van maken dan geef je dit aan. Verder kan Friend Locator tot op dertig meter nauwkeurig iemand lokaliseren. Niet echt heel precies als je in een gebouw bent.
Een ander minpunt van de app, die anderen volgens mij ook al naar voren hebben gebracht, is dat je er niet je programma op samen kunt stellen. Dat was voor mij in eerste instantie de reden om de app te downloaden. Ik vond het daarom ook jammer te ontdekken dat die functionaliteit niet aanwezig was.
Volgend jaar moet de organisatie dus zeker weer een app gaan uitbrengen. Misschien dat ze er dan FourSquare in kunnen integreren.
Het edubloggerdiner
Al voor de achtste keer gaat het Edublog/ Edubloggerdiner vooraf aan de onderwijsdagen. Het is een evenement waar ik graag bij ben. De mensen die er komen zijn op een innovatieve manier met ICT en onderwijs bezig en is dus een inspirerende groep. Vanaf 2006 ben ik er bij aanwezig geweest. Het is leuk om tijdens het diner een vaste groep bekenden tegen te komen. Nog leuker is het om ook steeds weer nieuwe gezichten te zien. Sinds 2008 kun je je aanmelden via deze wiki. Een paar cijfers op basis van deze wiki:
Weet je de ontbrekende cijfers dan kun je die zelf aanvullen.
De opzet van het programma
Een paar dingen waren opvallend aan de opzet van het programma. Belangrijkste die er voor mij uitspringen waren de publieke stemming en de Silent Speeches. Iedereen kon zich van te voren inschrijven om een eigen presentatie te komen verzorgen op De Onderwijsdagen. Er was dit jaar nog meer plek hiervoor dan in voorgaande jaren. Zo kun je als deelnemer invloed uitoefenen op de inhoud van de onderwijsdagen. Een mooi initiatief. De Onderwijsdagen krijgen zo kenmerken van een unconference. Dit zou je naar mijn idee nog meer kunnen doorzetten door ook vormen op De Onderwijsdagen zelf te kiezen die hierbij passen zoals een TeachMeet.
De Silent Speeches vond ik een creatieve vorm om ook tijdens de lunch informatie te verkrijgen. Ik heb er echter geen gebruik van gemaakt omdat ik liever met collega’s wilde spreken. En dan vormen de grote koptelefoons toch een behoorlijke barrière.
Verder zijn er een aantal zaken die voor De Onderwijsdagen al zo vanzelfsprekend zijn dat je vergeet dat ze bijzonder zijn: videoregistraties, twitterstream, weblog met gastbloggers en linkedIngroep. Andere (Nederlandse) congressen kunnen hier een voorbeeld aan nemen.
Dag 1
Ik zal per dag beschrijven wat me het meest is bijgebleven. Dus verwacht geen complete verslagen van de sessies. Wat ik belangrijk vond zal ik hier weergeven.
Keynote Erik Duval
In de keynote van Erik Duval spreekt hij onder andere over Open Content en Open Learning. Nu kende ik al wel het fenomeen Open Content maar Open Learning en de term MOOC was voor mij nieuw. MOOC staat voor Massive open online course. Een voorbeeld van een MOOC is Change. Opgezet door George Siemens, Stephen Downes, and Dave Cormier. Inmiddels werken hier meer dan 30 experts aan mee. Belangrijkste leeractiviteiten zijn: aggregate, remix, repurpose en feed forward. Een mooi initiatief om in de gaten te houden. Zouden we bijvoorbeeld in Nederland ook een MOOC kunnen opzetten?
Het belangrijkste onderdeel van de keynote van Erik Duval was het onderwerp Learning Analytics. Op basis van cijfers over het leergedrag van studenten bepalen wat handige vervolgstappen zijn. Learning Analytics vindt zijn inspiratie buiten het onderwijs in onder andere applicatie zoals RunKeeper waarmee je op basis van je hardloopprestaties feedback krijgt over het vervolg.
In het onderwijs zijn we op weg om op basis van deze techniek ook te gaan werken. Denk maar aan de leerlingvolgsystemen die nu al alle informatie netjes voor je kunnen verzamelen. Een volgende stap is dat ze ook suggesties doen voor het vervolg.
Weblecture in het MBO
De eerste presentatie die ik heb gevolgd was getiteld: Weblecture in het MBO. In deze presentatie werden zeven scenario’s gepresenteerd om met weblectures in het MBO aan de slag te gaan:
uitleg basisbegrippen
demonstratie
intro project
compacte les
uitleg moeilijke opgave
showcase
live volgen lessen
Mooi om de mogelijkheden zo op een rijtje te zien. Mogelijkheid 7 werd voor het MBO minder geschikt geacht. In de presentatie werd regelmatig verwezen naar Collegerama van de TU Delft. In dit kader kan natuurlijk ook de website weblectures.nl niet ongenoemd blijven. Op de pagina Canon vind je een overzicht van de didactische mogelijkheden van weblectures.
Augmented Reality in the spotlights
Dit was de tweede sessie van deze dag voor mij. Er werden zeven manieren gepresenteerd voor augmented reality:
Zichtbaar maken van informatie
Zichtbaar maken van onderliggende structuren
Storytelling/ Role Playing
Ontdekkend leren
3D modelleren
Gaming
Marketing
Een voorbeeld dat ik nog niet kende was het programma Guubes. Hieronder zie je een video wat de mogelijkheden er van zijn:
Of je het hiermee ook al direct in het onderwijs kunt gebruiken vraag ik me af.
E-merge: Haal meer uit Osiris met E-coach!
Dit was de titel van de derde sessie. Op de hogeschool gebruiken we Osiris en zoeken we naar een manier om studenten goed te kunnen volgen en makkelijk over kunnen dragen aan een nieuwe SLB’er. De optie e-coach is dan een goede mogelijkheid.
Keynote Bas Haring
De afsluitende keynote van de eerste dag was van Bas Haring. Hij belichtte drie voorspellingen: er zou meer fragmentarisch leren plaats gaan vinden, delen van informatie zou ten koste gaan van creativiteit en ICT biedt goede mogelijkheden voor het doen van onderzoek door jonge mensen. De hele keynote is hier te bekijken.
Bij fragmentarisch leren moest ik denken aan informeel leren. In de stelling dat delen ten koste zou gaan van creativiteit kan ik me niet zo vinden.
Dag 2
De beste balans van Nederland
Op de tweede dag mocht ik, samen met Alfons ten Brummelhuis, Annette Kil en Paul Kirschner, zitting nemen in een panel in de sessie De beste balans van Nederland. In deze sessie presenteerden drie scholen hun vier in balans. Wij mochten hier verhelderende vragen stellen en hen feedback geven. Erg leuk om de verschillende scholen te horen en om hier feedback op te mogen geven.
Online modules voor ICT-docentprofessionalisering
In de sessie Online modules voor ICT-docentprofessionalisering werden de resultaten gepresenteerd vanuit het MarchET project. MarchET staat voor Make Relevant Choices in Educational Technology. Er zijn vier modules ontwikkeld: samen kennis opbouwen, kennis en inzicht peilen, begeleiden op afstand en onderwijstoepassingen web 2.0.
Keynote Hans Aarsman
Hans Aarsman is de Sherlock Holmes van de fotografie. Hij ziet foto’s als bewijsmateriaal dat je kunt bestuderen. En dat doet hij op een verrassende manier. Zoals anderen teksten bestuderen zo doet hij dat met foto’s.
ICT-organisatie van de Sterrenschool
De presentatie van de Sterrenschool vond ik inspirerend. De 5 sterren van de sterrenschool zijn:
Het hele jaar open van 7 tot 7
Kinderen leren in 1 klimaat
Maatwerk voor ieder kind
Nadruk op rekenen, taal en lezen
Binding met de buurt
Maatwerk voor ieder kind noemen ze binnen de Sterrenschool een “gepersonaliseerde leerreis”. Vanuit ICT gezien draait het hierbij om vier kernen: digitale leeromgeving, informatieoverzicht, planning boekingssysteem en een administratief systeem voor individueel leersysteem.
Hieronder een filmpje van het concept:
ikkhan.nl
In deze laatste sessie stond de Khanacademy centraal en de Nederlandse variant in ontwikkeling hierop. Naar aanleiding daarvan zelf maar eens aan de slag gegaan met sommen op de Khanacademy zelf.
Het werkt verslavend. En houdt direct alle vorderingen bij. In het filmpje hieronder legt Khan zelf uit hoe het werkt.
Keynote Russell Prue
De afsluitende keynote werd gegeven door Russel Prue. Een druk mannetje dat op vermakelijke manier vertelt over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van ICT en Onderwijs.
Twittergebruik
Dit jaar was ik voor het eerst in staat om met mijn mobiel op een eenvoudige manier te twitteren. Hieronder een paar statistieken van The Archivist
In deze post wil ik de beginnende samenwerking beschrijven tussen de sectie van Natuuronderwijs en onze sectie bij het gezamenlijk ontwerpen van een les voor onze tweedejaars studenten waarin natuuronderwijs en ICT samenkomen. Het is namelijk de eerste keer dat we een gezamenlijke les gaan vormgeven.
Belicht vanuit de T van TPACK
We zijn als sectie ICT en onderwijs met bijna alle vakken een samenwerking aangegaan. In die samenwerking proberen we verschillende aspecten van het gebruik van ICT aan bod te laten komen. Zo proberen we de kennisbasis ICT voor studenten te verweven in ons programma. We laten zien hoe je ICT inzet in het kader van je instructie, in kader van de verwerking en in kader van toetsing.
In het thema waarin we gaan samenwerken met Natuuronderwijs staat projectmatig werken centraal. Voor projectmatig werken mag je trouwens ook thematisch werken, vakoverstijgend werken, vakintegrerend werken of vakdoorsnijdend werken lezen. Natuurlijk zijn hier allemaal weer verschillen tussen maar aan die discussie wil ik hier even geen aandacht aan besteden. We gebruiken in dit thema een eenvoudig model waarmee je de verschillende fasen van projectmatig werken kunt benoemen: introductie, informatiefase, verwerkingsfase, presentatie/ afsluiting en evaluatie. Dit model wordt door alle vakken in dit thema aangehouden. Vanuit ICT proberen we met de verschillende vakken aandacht te besteden aan de verschillende fasen. De meeste nadruk ligt op de informatiefase (kennis laten maken met het informatievaardighedenmodel en de relatie met overige werkvormen waarmee leerlingen het internet kunnen inzetten om informatie te verwerven) en de verwerkingsfase (aangepaste digitale taxonomie van Bloom en meervoudige intelligenties).
Ons eerste idee was om binnen dit thema op het gebied van ICT en Natuuronderwijs aan de slag te gaan met Lego Mind Storms. Lego Mind Storms past naar ons idee goed binnen de scoop van Natuuronderwijs waar namelijk ook techniek onder valt. Een ander idee dat we hebben is het gebruik van de e-sense. Een digitale sensor om metingen te gaan doen. Lego Mind Storms en de e-sense zijn middelen waarmee leerlingen op een onderzoekende manier mee aan de slag kunnen gaan. Ze zijn bezig met natuuronderwijs, techniek en ICT. Tegelijkertijd biedt dit mogelijkheden voor rekenen: verwerken van de resultaten in tabellen en grafieken. Past naar ons idee dus goed in projectmatig werken.
Belicht vanuit de CK van TPACK
Vanuit de sectie Natuuronderwijs zijn er andere overwegingen die een rol spelen. Die overwegingen zet ik hier op een rijtje. De eerste overweging is de beperkte hoeveelheid tijd die er op de basisschool is voor het vak natuuronderwijs. Op het rooster van de meeste basisscholen staat natuuronderwijs gewoon ingepland maar het komt nogal eens voor dat die tijd verdwijnt omdat het opgaat aan andere zaken. Een tweede overweging is de breedte van het vak natuuronderwijs. Er zijn veel thema’s die aan bod moeten/ kunnen komen. Een derde overweging is de beperktheid in middelen van veel basisscholen. Een vierde overweging zijn de accenten die de sectie Natuuronderwijs zelf wil leggen in het aanbod van het vak. Dit accent is gericht op duurzaamheid.
Deze overwegingen zorgen er voor dat de ideeën over het werken met Lego Mind Storms en de e-sense niet direct heel enthousiast worden ontvangen. Het werken met Lego Mind Storms en de e-sense kost tijd. Het is maar een klein onderdeel van het vak natuuronderwijs. Het kost geld om de materialen aan te schaffen. En het is niet direct gericht op duurzaamheid.
Terug naar de T van TPACK
Omdat het voorstel nog niet heel enthousiast werd ontvangen ben ik verder gaan kijken naar de mogelijkheden van ICT en Natuuronderwijs. Een aantal bronnen kwam ik hierbij tegen die ik heb verzameld op mijn diigo-pagina over Natuuronderwijs en ICT:
In een vervolgoverleg noemde de collega bij het onderwerp duurzaamheid ook het GLOBE Program. GLOBE staat voor Global Learning and Observations to Benefit the Environment. En is een:
worldwide hands-on, primary and secondary school-based science and education program. GLOBE’s vision promotes and supports students, teachers and scientists to collaborate on inquiry-based investigations of the environment and the Earth system working in close partnership with NASA, NOAA and NSF Earth System Science Projects (ESSP’s) in study and research about the dynamics of Earth’s environment.
Het heeft als doel:
to engage students in measuring, investigating, and understanding the climate system in their local communities and around the world.
Het is een uitgebreid programma voor zowel basisschool als voortgezet onderwijs. We moeten gezamenlijk kijken of we hier iets mee kunnen doen.
Wordt vervolgd…
Het programma is dus nog niet klaar. Er moet nog meer overleg plaatsvinden. Ideeën genoeg. Nu nog zorgen voor een concretisering op lesniveau. Ideeën van anderen zijn natuurlijk van harte welkom.