Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts published in maart, 2011

Dat is de titel geworden van het artikel dat in de InDruk van het voorjaar 2011 is verschenen. Het is een interview met mij, geschreven door Carla Desain, over de generieke kennisbasis voor het PO waarin ICT is opgenomen.

inDruk-po-voorjaar-2011

Klik je de link naar de kennisbases aan dan zie je dat de pagina niet meer beschikbaar is. Ik begreep dat de HBO-raad er nog een keer naar wilde kijken omdat nog niet duidelijk was hoe de kennisbases een plek kunnen krijgen binnen de opleidingen. Ze zijn namelijk geformuleerd op vakbekwaamniveau (zoals de opdracht was) en niet op startbekwaamniveau (zoals we studenten nu moeten afleveren). Dat gaat dus nog een discussie opleveren wat je van de (generieke) kennisbasis moet kennen na 4 jaar lerarenopleiding. Wordt vervolgd…

In het kader van het schrijven van een artikel over het nieuw te ontwikkelen excellentietraject binnen de opleiding (in combinatie met de academische basisscholen uit Utrecht en Amersfoort) ben ik me aan het verdiepen in de activiteitentheorie van Engeström. Miedema en Stam schrijven hierover in hun boek “Leren van innoveren”. Hun weergave van Engeström heb ik proberen te vertalen in mijn eigen woorden.
Een pittige maar interessant stuk van Miedema en Stam vind ik. Het activiteitensysteem laat goed zien hoe het handelen en leren van individuen in een context plaatsvindt. Ik heb het ingevuld met mijn eigen situatie. Dat is onder andere SLB’er (studieloopbaanbegeleider) van het vierde jaar.

Activiteitensysteem Van Engestrom

op 23 maart is het boek ICT voor de klas officieel gepresenteerd. Tijdens de presentatie is de film bij het boek getoond en is een overzicht gegeven van de inhoud van de hoofdstukken.

De Film

De presentatie

Ik vond het erg leuk om te zien dat er van verschillende kanten zoveel belangstelling was voor het boek. Iedereen daarvoor hartelijk dank!

Kun je leerlingen echt zelfstandig in groepjes laten werken achter de computer zoals Sugata Mitra aangeeft? Zijn ze dan in staat om de moeilijkste vragen/ probleemstellingen op te lossen? Of zitten er addertjes onder het gras? Vragen die ik had willen beantwoorden binnen de profielminor Schoolontwikkeling en innovatie. De opdracht is jammer genoeg in het water gevallen (door te vol programma studenten) maar wil ik toch delen omdat misschien iemand anders kans ziet het uit te proberen met studenten of in zijn eigen klas. Voor een samenwerking hierin hou ik me ook van harte aanbevolen.

De voorbereiding voor de studenten

Lees het artikel The hole in the wall en beantwoord voor jezelf de volgende vragen:

  • Hoe is het “hole in the wall”experiment ontstaan?
  • Hoe is het experiment opgezet?
  • Wat zijn de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek?
  • Wat betekenen die voor het onderwijs?
  • Omschrijf minimale invasive education in je eigen woorden

Lees het artikel Limits to self-organising systems of learning – the Kalikuppam experiment en beantwoord de volgende vragen:

  • Wat houdt dit experiment in?
  • Hoe is het experiment opgezet?
  • Wat zijn de conclusies van dit experiment?
  • Wat is de rol van “Prerana”?
  • Wat zijn de vier randvoorwaarden van “SOLE”?

Bekijk de video (duur 20 minuten) en beantwoord de volgende vragen:

  • Welke projecten laat Sugata Mitra aan bod komen in de video?
  • Welke rol speelt de leraar bij de projecten?
  • Wat gebeurt er als leerlingen Google leren gebruiken?
  • Wat bedoelen kinderen als ze zeggen “we understood nothing”?
  • Wat is de “method of the grandmother”?
  • Wat wordt er gezegd over “deep learning”?

De presentatie met de opdracht
De onderstaande presentatie was vooral bedoeld als backup om de antwoorden verder toe te lichten.


De opdracht luidt:

  • Bedenk vragen die je leerlingen zou kunnen stellen
  • Hou rekening met de voorwaarden van SOLE
  • Geef de vragen in het Engels
  • Film hoe de leerlingen te werk gaan
  • Laat leerlingen de vragen presenteren in de klas

Waarom deze opdracht?
Voor de studenten was het de bedoeling om te ervaren hoe zelfstandig leerlingen kunnen zoeken of niet. Het was ook de bedoeling dat ze een experiment durfden aan te gaan in het onderwijs. Zelf was ik erg benieuwd wat hier uit zou komen. Zeker gezien het feit dat vanuit de theorie over informatievaardigheden blijkt dat kinderen het lastig vinden om goede zoekwoorden te formuleren, te lezen, informatie op betrouwbaarheid te controleren en informatie te verwerken. Dit lijkt dus met elkaar in tegenspraak. Of zouden de randvoorwaarden van SOLE dit kunnen omzeilen?

Vandaag verzorgde ik voor Kennisnet een studiedag waarin ik aandacht besteedde aan het gebruiken van digiborden in het onderwijs. Doel was om ICT-coördinator handvatten te geven waarop hij/ zij samen met collega’s het gebruik van het digibord (en andere vormen van ICT) kan stimuleren.

In de presentatie ga ik daarom eerst in op het bewust maken van de leraar op welk niveau hij het bord nu gebruikt. Daarna heb ik aan de hand van de uitkomsten van Lyn Voogt haar onderzoek aangegeven hoe je het beste op een intentionele manier het bord onder de aandacht kan brengen. De deelnemers moesten hierbij een casus formuleren van een collega en beschrijven waar die collega tegen aan loopt en hoe het digibord hierbij een oplossing kan bieden.

Het was voor de deelnemers volgens mij nog best pittig om op deze manier na te denken over de inzet van het digibord. Maar naar mijn idee zijn er toch aardige resultaten uitgekomen. Ik hoor dat natuurlijk in de reacties ook graag terug van de deelnemers zelf.

Ook pleitte ik, vanuit het TPACK-model, om bij onderwijsvernieuwingsprojecten, zoals invoeren van passend onderwijs, projectgroepen te hebben waarbij de ICT-coördinator ook betrokken is. Gelukkig gaven verschillende deelnemers aan dat samenwerking met bijvoorbeeld IB-er best al goed verloopt. Voor anderen misschien weer een aandachtspunt.

Tot slot heb ik verschillende voorbeelden laten zien waarbij het digibord meerwaarde heeft.

Vanaf vandaag staat het nieuwe Onderwijsportaal van WikiKids online. Net zoals de nieuwe hoofdpagina en het Kidsportaal is deze ook nog inzichtelijker van opzet. Op het portaal staan vier overzichtelijke blokken: Welkom op het onderwijsportaal, Achtergrondinformatie voor de leraar, Aan de slag en Lessen.

We zijn benieuwd wat jullie er van vinden!

De tweede dag van het VELON-congres begon (na een vroege-vogelsprogramma) met de uitreiking van de Gerard Willemsprijs.

Geert Willemsprijs

Deze prijs is bestemd voor de drie beste artikelen van het afgelopen jaar uit het VELON-tijdschrift. De derde prijs ging naar Ietje Pauw en Piet Hein van de Ven met het artikel “narratieve reflectie: leren van je stageverhalen“.  De tweede prijs was voor Mathea Simons en Elke Struyf met “Werken aan vakinhoudelijke expertise“. De eerste prijs was voor Hanneke Tuithof, Martine van Rijswijk, Ari de Heer, Larike Bronkhorst met het artikel “Schooladoptie” Dit laatste leek mij nog wel een mooie toetsvorm voor onze derdejaars studenten.

Lezing Gert Biesta

Na de prijsuitreiking volgde de lezing van Gert Biesta, van Stirling University (Schotland) en de Universiteit Gent. Zijn lezing was getiteld “Het beeld van de leraar: Tussen waarheid en wijsheid”. In zijn lezing ging hij in op 5 punten:

  1. De leraar in beeld
  2. Het ‘ver-leren’ van het onderwijs
  3. De vraag naar het waartoe
  4. Oordelen en wijs worden
  5. Maakbaarheid, virtuositeit en het beeld van de leraar

Biesta geeft aan dat het beroep van leraar het meest zichtbare beroep ter wereld is en dat daarom ook zo veel mensen er een mening over hebben. De belangstelling kun je opvatten als erkenning van het belang van de lerarenopleiding maar ook als laatste schakel in de keten waar de overheid controle op wil hebben. Daarbij is het belangrijk, geeft Biesta aan, dat je duidelijk maakt wat centraal staat. Is dat het trainen van vaardigheden of het opleiden tot een beroep.

Onder het kopje ver-leren van onderwijs gaat Biesta in op de vraag over het spreken over competenties een neutraal begrip is of dat hier een bepaalde opvatting over wat onderwijs zou moeten zijn aan ten grondslag ligt. Biesta geeft aan dat ook maatschappelijke problemen hier een plek binnen krijgen. Ook wijst Biesta erop dat er vooral gesproken wordt over “leren”. Hij zegt:

het gaat er in het onderwijs niet om dat leerlingen leren . . .

Het gaat er om dat leerlingen iets, waardevols van iemand leren. De taal van leren is niet de taal van het onderwijs, zegt Biesta. Het is geen onderwijspedagogische taal. Hij noemt onderwijs een “een teleologische praktijk”. Het heeft een doel. Het is de taak van de leraar om een “oordelen te vellen over wat onderwijspedagogisch gezien wenselijk is t.a.v. uitkomst en proces”. Dat moet hij doen voor de drie doelen die onderwijs behelst: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie (persoonsvorming). Een leraar moet kunnen oordelen wat in specifieke contexten goed is voor spefieke leerlingen. Wetenschappelijk bewijs voor wat goed onderwijs is, is hierbij niet voldoende.

Biesta gaat daarna in op de vraag wat voor soort “kunst” onderwijs is. Na een uitstapje naar Aristotoles concludeert hij dat onderwijs een “sociale kunst”  is. De vraag is niet niet “alleen hoe van a naar b, maar is b in deze situatie, voor dit kind, gegeven de omstandigheden, het meest wenselijke doel”

De vraag: hoe kunnen we praktisch wijs worden. We moeten, volgens Biesta, studenten opleiden tot virtuose leraren. Die zijn in staat om:”het vormen van virtuositeit in het vellen van onderwijspedagogische oordelen”. Die oordelen zijn “niet gebaseerd op wetenschappelijke waarheid maar georiënteerd op onderwijspedagogische wijsheid”.

Vierde ronde

Na deze stevige theoretische lezing was ik toe aan iets praktischer. Daarom ging ik naar de workshop DYNAMIND: Dynamisch mindmappen in gestructureerd vraaggestuurd leren. Zelf was ik al wel enigszins bekend met mindmappen maar vond het prettig om onder leiding van iemand die er veel ervaring met had (Harry Stokhof) hiermee aan de slag te gaan. We hebben onze eigen mindmap gemaakt naar aanleiding van het VELON-congres.

Vijfde ronde

De laatste bijeenkomst van het VELON-congres was ik aanwezig bij de (korte) presentatie van Ietje Pauw over Narratief ontwerpgericht onderzoek: het eigen verhaal als startpunt voor onderzoek. De titel dekte goed de lading want dat is ook precies wat ze doen. De verhalen van studenten als uitgangspunt nemen voor onderzoek. De KPZ traint de studenten het eerste en tweede jaar intensief op het schrijven van verhalen om zodoende te komen tot goeddoordachte aanleidingen op het eigen onderzoek.

Excellente leraren

Het VELON-congres sloot af met de lezing van Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad. Zij ging in op de vraag wat “excellente leraren zijn”. Excellente leraren wil de Onderwijsraad inzetten om het niveau van scholen te verhogen. Ze geven hiervoor drie aanbevelingen:

  1. wijs op iedere school de 5% beste leraren aan
  2. geef excellente leraren tijd en middelen
  3. zet excellente leraren in voor professionalisering en innovatie

De eerste dag van het VELON-congres zit erop. Een intensieve dag vol met interessante bijeenkomsten. Ik zal de bijeenkomsten waar ik bij aanwezig was beschrijven.

Eerste lezing

Na de opening was de eerste lezing van de dag door prof. dr. Nico Verloop van ICLON. De titel van zijn lezing luidde “De nieuwe kleren van de keizer”. Hij ging hierbij in op de vraag in hoeverre evidence based onderwijs (EBO) mogelijk is om uit te voeren in de praktijk. Dit sloot goed aan bij het thema van het VELON-congres: Het glazen huis, zicht op de maakbaarheid van de leraar. Kan een leraar als hij voorschriften krijgt om alle inzichten over het geven van goed onderwijs, ook goed onderwijs verzorgen?
Verloop legde uit hoe EBO is ontstaan. Dit was in Amerika door Nathaniel Cage in 1978, beschreven in The scientific basis of the art of teaching. Hierbij wordt uitgegaan van het model dat proceshandelingen van een leraar direct van invloed zijn op het product (leren van leerlingen). In 2001 wordt dit verder doorgepakt met de wet No Child Left Behind. Als reactie hierop laat Verloop Schön en Hargreaves aan het woord die zeggen dat “professioneel gedrag niet regelgeleid is” en dat “theorie als ‘voorschrift’ betekent deprofessionalisering van het beroep”. Theorie kan wel als inspiratiebron dienen voor het handelen van de leraar. Hij kan daardoor meer en genuanceerder zien in dezelfde situatie. Verloop zegt:

Zelfs als een grote hoeveelheid ‘effectieve variabelen’ beschikbaar zou zijn:
Gedrag van leraar is niet een soort optelsom van losse gedragscomponenten.

We zouden daarom niet zozeer proces product onderzoek moeten doen, zegt Verloop maar meer interpretatief onderzoek: “lessituaties exploreren en zodanig beschrijven en interpreteren dat die voor betrokkenen transparanter en beter te begrijpen worden.” Je bent dan niet op zoek naar wetmatigheden maar naar inzichten.

Eerste ronde
In de eerste ronde heb de presentatie bezocht van Stella van der Wal-Maris. Zij werkt op de Marnix Academie en doet een promotieonderzoek naar de academische student. Een onderdeel van haar studie is het in beeld brengen wat voor type student nu op zo’n traject afkomt. Daarvoor heeft ze een enquête afgenomen bij een verschillende Pabo’s waar academische trajecten worden aangeboden. Een opvallend verschijnsel vond ik in ieder geval dat zo’n traject minder mannelijke studenten trekt dan de reguliere opleiding. Het opzetten van een academisch traject is dus niet geschikt om meer mannen naar de Pabo te krijgen. Stella heeft in haar enquete gekeken naar motieven, verwachtingen, leeroriëntaties en leerconcepties. Bij de verschillende schalen heeft ze voornamelijk Rauin en Vermunt als theoretisch kader gebruikt.

Nog een paar opvallende resultaten uit haar enquete: theorie gericht op praktisch handelen scoort bij deze studenten hoog. Ook voorkeur voor onderzoek en innovatie scoort hoog. Wat juist laag scoort is het samen willen studeren. Deze student wil het liefste alleen aan de slag (gemeten aan het begin van de studie). Dit is een punt van aandacht want juist als zij een voortrekkersrol bij vernieuwingen moeten gaan spelen is het zaak dat ze teamspelers worden.

Staatssecretaris Halbe Zijlstra
Na de lunch was het tijd voor de toespraak van de staatssecretaris. Hij reageerde op het betoog van Maro Snoek waarin hij de dilemma’s beschrijft van de lerarenopleiding. Snoek vroeg zich af of er wel sprake is van Continious Professional Development. Of dat er niet een scheiding ligt in wat de overheid kan sturen (binnen de initiële opleiding) en wat de overheid aan de markt moet overlaten (de POST-HBO-opleidingen). Ook Raf Devos van de Vlaamse overheid reageerde hierop door aan te geven dat er meer aandacht moest uitgaan van de overheid naar de lerarenopleidingen in Vlaanderen. Die waren tot nu toe enigszins aan het lot overgelaten.

Lancering kennisbasis lerarenopleiders
Tijdens de bijeenkomst is ook nog de kennisbasis van lerarenopleiders gelanceerd. Hier wil ik in een aparte post nog een keer op reflecteren.

Tweede ronde
In de tweede ronde ben ik bij de workshop geweest met de titel “Professionaliteit in beeld: zicht op excellentie”. Omdat ik betrokken ben bij het opzetten van het excellentietraject op onze opleiding trok me dit zeer. Ellen van den Berg en Suasso de Lima de Prado leidden deze workshop. Die zat overigens prima in elkaar met activerende werkvormen. Voor het begrip excellentie gebruikten zij het theoretisch kader van Hattie. Hattie noemt 5 belangrijke kenmerken

  1. de excellente leraar kan essentiële representaties van het eigen vakgebied identificeren
  2. gericht op de begeleiding van het leerproces door interactie in de klas
  3. monitoren het leerproces en geven feedback
  4. zorgen voor aanwezigheid van affectieve (ondersteunings)mogelijkheden
  5. beïnvloeden de leeruitkomsten.

Deze punten zijn nog weer onderverdeeld. In de workshop hebben we concreet proberen te maken wat er onder die excellentiekenmerken schuil gaat. Hoe je dit in beeld kunt brengen. In het Twents Educatief Partnerschap verfilmen scholen de kenmerken van excellentie. Wij werden aan het werk gezet om een storyboard te maken van zo’n film.
De workshop deed mij achterblijven met de vraag: in hoeverre kunnen wij van studenten al excellentie verwachten?

Derde ronde
De laatste workshopronde van vandaag bezocht ik de presentatie van Jo Tondeur die kijkt naar strategieën om studentleraren voor te bereiden op educatief ICT-gebruik. Hij deed dit onderzoek met behulp van een overzicht van mogelijke strategieën samengesteld door Kay (Evaluating Strategies Used To Incorporate Technology Into Preservice Education: A Review Of the Literature, 2006):

  • integrating technology in all courses (44%, n=30);
  • using multimedia (37%, n=25);
  • focusing on education faculty (31%, n=21);
  • delivering a single technology course (29%, n=20);
  • modeling how to use technology (27%, n=18);
  • collaboration among preservice teachers, mentor teachers, and faculty (25%, n=17);
  • practicing technology in the field (19%, n=13);
  • offering mini-workshops (18%, n=12);
  • improving access to software, hardware, and/or support (14%, n=10);
  • and focusing on mentor teachers (13%, n=9).

In verschillende studies zijn meerdere strategieën met elkaar gecombineerd.

Kay concludeert dat: “It is concluded that more rigorous and comprehensive research is needed to fully understand and evaluate the effect of key technology strategies in preservice teacher education.”

Kortom: welke strategie nu het beste is, is nog niet duidelijk.

Het kan. Je belastingaangifte doen in 5 minuten zonder kopzorgen en irritaties. De belastingdienst weet alleen nog niet hoe ze de particulier precies kunnen helpen om dat voor elkaar te krijgen. Dat blijkt wel uit het feit dat de belastingtelefoon jaarlijks zo’n 14 miljoen telefoontjes per jaar krijgt. Mijn streven is het om de belastingtelefoon 0 telefoontjes per jaar te laten krijgen. Omdat de procedure zo helder is dat die door iedereen wordt begrepen.
Om dat voor elkaar te krijgen heb ik jullie hulp nodig. Ik ben namelijk zelf geen belastingexpert maar een particulier die weet waar hij tegenaan loopt. En volgens mij zijn de meeste mensen in Nederland dat: particulieren die precies weten waar ze tegenaan lopen en die oplossingen bedenken voor hun eigen situatie. Laten we die krachten dan bundelen en gezamenlijk de belastingaangifte terugbrengen tot 5 minuten.

Hoe gaat het in zijn werk? Ik heb een wiki aangemaakt waarop ik de ideeën wil verzamelen om de belastingaangifte terug te brengen tot 5 minuten. Ik wil komen tot een overzichtelijk stroomschema waarmee duidelijk wordt hoe de belastingdienst de belastingaangifte kan vormgeven.

Je kunt op verschillende manieren bijdragen:

  1. Je eigen tips op de wiki zetten waarmee het stroomschema kan worden aangepast.
  2. Direct in het stroomschema werken om je tips toe te voegen.

Belangrijk is om de uitgangspunten in de gaten te houden:

  1. de belastingdienst stelt alleen eenvoudige vragen die elke particulier kan beantwoorden
  2. de belastingdienst doet het uitzoekwerk bij overige instanties
  3. de belastingdienst rekent uit wat de belasting is en legt dit voor aan de particulier.
  4. de particulier geeft aan hoe hij wil betalen (automatisch of handmatig, in termijnen of in 1 keer)

Ik heb al een eerste opzet gemaakt van een stroomschema. Het is rudimentair en zeker niet volledig. Maar vandaar kunnen we gezamenlijk verder werken:

Wil je meewerken dan ben je van harte uitgenodigd. Belastingdienst: makkelijker kunnen we het wel maken!

Sinds een week heeft WikiKids nu ook de mogelijkheid om teksten te laten voorlezen met BrowseAloud. We zijn erg blij met deze mogelijkheid waarmee de teksten nog toegankelijker worden voor het basisonderwijs. BrowseAloud zelf schrijft over zijn product:

BrowseAloud is bedoeld om de algehele toegankelijkheid van online informatie en lesmateriaal op uw website of ELO (Elektronische Leer Omgeving) te verbeteren. Handig voor leerlingen of ouders met leesproblemen of een taalachterstand. Vele organisaties waaronder scholen bieden BrowseAloud inmiddels aan op totaal meer dan 500 nationale en duizenden internationale websites. Een prachtige dienstverlening voor de talloze mensen die moeite hebben met lezen. Naar schatting maken in Nederland al zo’n ruim 50.000 websitebezoekers gebruik van BrowseAloud en wekelijks komen daar 200 à 300 gebruikers bij.

Speciale dank gaat in deze actie uit naar Margreet van den Berg die ons in contact heeft gebracht met BrowseAloud.