Afgelopen donderdag was ik met mijn collega Jan Bulsink en oud-collega Elleke Verwaijen bij het psychologiesymposium georganiseerd door SSPN: Stichting Studieverenigingen Psychologieverenigingen Nederland. Op dit symposium stond social media en psychologie centraal.

Drie sprekers vulden het programma: dr. Marjolein Antheunis communicatiewetenschapper, Sjors Timmer, werkzaam bij Webjam en David Nieborg die bezig is met promotieonderzoek sociale netwerken in de politiek. De laatste spreker had ik al een keer gehoord. Niet zo vreemd want dit symposium werd samen met Studim Generale georganiseerd.

In het symposium stond de vraag naar de identiteit centraal. Waarbij het de vraag is of deze identiteitsvorming een spontaan proces is of dat er een bepaalde sturing achter zit.

In deel 1 over het verhaal van Marjolein Antheunis. In deel 2 het verhaal van Sjors Timmer. Over Davied Nieborg blogde ik al eerder toen ik het Studium Generale volgde .

Marjolein Antheunis vertelde op wat voor manieren je indrukken achter laat. Oorspronkelijk kun je op twee manieren indrukken achter laten: self-generated cues en other-generated cues. Oftewel indrukken waar je zelf verantwoordelijk voor bent en indrukken die veroozaakt worden door je omgeving. Op hyves, waar ze haar verhaal aan relateerde, zijn self-generated cues bijvoorbeeld je eigen profielfoto en other-generated cues de krabbels en foto’s van je vrienden.
Daarnaast is er nog sprake van system generated cues. Dat zijn bijvoorbeeld het aantal vrienden dat je op je hyves hebt staan.

Antheunis heeft onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van iemand op hyves. Die worden vooral veroorzaakt door de eerste twee cues. Het aantal vrienden geeft dus niet aan hoe aantrekkelijk iemand gevonden wordt. Het onderzoek is gedaan onder middelbare scholieren.

Verder ging Antheunis in op de vraag of je via de computer aan vriendschapsvorming kon doen. Bij vriendschappen gaat het om, zo gaf Antheunis aan, een aantal zaken: similarity, self-disclosure en question asking. Het blijkt dat mensen online meer over zich zelf vertellen en meer vragen stellen om erachter te komen wie de ander is.

Daarmee is aan twee van de drie voorwaarden om vriendschappen te vormen, voldaan.
Een ander punt waar Antheunis op in ging was de onzekerheidreducerende strategie die je toepast als je met iemand kennis maakt. Dit doe je passief (door te observeren), actief door rond te vragen in de omgeving van de ander en interactief door de ander direct vragen te stellen. In de tijd dat we alleen communiceerden via e-mail was het met elkaar online kennis maken moeilijk. Nu met het gluren op elkaars hyvespagina is dit veel gemakkelijk. Daarmee lijken sociale netwerksites steeds meer op de offline wereld.

Tot slot ging ze in op het onderwerp sociaal kapitaal. Dit is de volledige groep aan vriendschappen die je hebt. Ze maakte daarbij onderscheid in online vriendschappen, offline en mixed mode vriendschappen. Puur virtuele vrienden komt weinig voor. Mixed mode is vergelijkbaar met offline vriendschappen.

Nog een paar opmerkingen die ik wel interessant vond:

  • Communitievorming wordt versterkt door te zorgen voor gezamenlijke ervaringen
  • Mensen zien elkaar niet minder door meer online contacten.
  • Naast bridging (vage vriendschappen) en bonding (sterke vriendschappen) zorgen netwerksites ook voor maintained vriendschappen. Waarbij mensen elkaar weer terug hebben gevonden.