Vandaag heeft het lectoraat Kantelende Kennis de Super Grote Kenniskring gehouden (SGKK). De SGKK houdt in dat de lectoren, de kenniskringen van de hogescholen en de betrokkenen van de deelnemende basisscholen bij elkaar komen om te praten over onderzoek. Een grote groep. Ook een unieke groep vind ik omdat zo veel, diverse kennis niet zo vaak bij elkaar komt. Dat maakt het rijke dagen.

Er was een ochtend- en middagprogramma. In de ochtend hebben Jos Castelijns en Anja Tertoolen allebei een lezing gehouden. ’s Middags waren er drie workshops waar je uit kon kiezen. De dag besloten we met een gezellige borrel.

Lezing Jos Castelijns
Jos Castelijns hield zijn lezing over “de stem van de leerling” waarbij hij stilstond bij de manier waarop je samen met leerlingen de praktijk van je groep kunt veranderen. Want vaak zie je dat innovaties bedacht worden door experts en beleidsmakers.

Jos haalde een citaat van Suzanne Soohoo (1993) waarin dit probleem ook nog een keer naar voren komt:

Somehow educators… listen to outside experts to inform us, and consequently, we overlook… our students. As teachers, we need to find ways to continually seek out these silent voices because they can teach us so much about learning and learners.

En tweede bron die Jos aanhaalde was artikel 12 van de Rechten van het kind:

Elk kind heeft het recht zijn/haar eigen mening te vormen en deze vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen.

Waarin aan wordt gegeven dat het kind zelf een recht heeft zijn eigen mening te vormen en te uiten.

Laura Lundy (2005) heeft dit vertaald naar het onderwijs en dit artikel opgedeeld in 4 kernbegrippen:

  • Space: dat aangeeft dat je leerlingen ruimte moet geven.
  • Voice : de actieve rol van de leerkracht om stem van leerlingen te laten horen
  • Audience: Iemand moet ook luisteren naar wat je te zeggen hebt. Iemand moet het serieus nemen
  • Influence: Niet alleen luisteren maar ook zorgen dat er iets mee gebeurt.

Over de verschillen tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek gaf Jos drie kenmerkende verschillen aan:

  • Kennis om de kennis versus kennis om te handelen
  • Generieke kennis versus contextgebonden kennis
  • Validiteit en betrouwbaarheid versus relevantie en bruikbaarheid

Tenslotte stond hij ook nog stil bij de rol die leerlingen kunnen hebben in het onderzoek: als bron van informatie, respondent, medeonderzoeker en onderzoeker (Michael Fielding en Jane MacGregor (2005)).

Lezing Anja Tertoolen
In de lezing van Anja Tertoolen ging het ook over de stem van de leerling. Waarbij Anja direct aangaf dat “de” stem en “de” leerling natuurlijk niet bestond. En dat stem wat een gesprek impliceert ook niet helemaal de lading dekt. Anja is bezig met een promotietraject waarin ze kijkt welke communicatiemiddelen je in kunt zetten om informatie boven tafel te krijgen van oudste kleuters (5 en 6 jarigen). Hierbij gaf Anja aan dat de mening van kleuters erg veranderlijk is en dat het erg afhangt van het moment.

Als je onderzoek doet met kleuters moet je nadenken waar je dat onderzoek afneemt (liefst in de natuurlijke omgeving (lees: klas) en niet in een laboratoriumsetting (lees: gang)), wie dat onderzoek afneemt (een vreemde zal andere antwoorden krijgen dan een vertrouwenspersoon; maar ook loyaliteitsgevoelens richting een leerkracht) en waarom je het onderzoek afneemt (dit verantwoorden naar leerlingen toe).

Bij het doen van onderzoek bij kleuters lijkt een mozaïekbenadering verstandig. Wat inhoudt dat je verschillende onderzoeksinstrumenten gebruikt die elkaar aanvullen. In haar lezing gaf Anja de volgende voorbeelden: Observaties, spelhoek, interview, stelling, foto’s maken.

Alleen talige onderzoeksinstrumenten zijn een verschraling omdat de kleuter met zijn hele hebben en houwen communiceert. Een voorbeeld van het gebruik van de spelhoek is leerlingen schooltje te laten spelen en kijken wat hen bezighoudt. Een ander voorbeeld is kinderen een fotocamera geven en hen foto’s laten maken van wat ze belangrijk vinden in de school.

Zes vragen voor de onderzoekscyclus
Tot slot vroeg ik mijzelf af of het mogelijk was om de onderzoekscyclus heel simpel te doorlopen met 6 vragen die je kunt stellen. Samen met Bob Koster kwam ik tot de volgende vragen voor elke fase:

  • Fase 1: Wat houdt ons bezig?
  • Fase 2: Wat moeten we hier voor uitzoeken?
  • Fase 3: Wat vinden we daar van?
  • Fase 4: Wat gaan we doen?
  • Fase 5: Werkwijze en ondernomen activiteiten
  • Fase 6: Zijn we tevreden?

Dummer, Koster (2010)