In mijn vorige post schreef ik over de oratie van Vermunt die 8 verschillende opleidingsdidactieken onderscheidde:

  1. traditionele didactiek
  2. casusgerichte didactiek
  3. concerngestuurde didactiek
  4. competentiegerichte didactiek
  5. leergemeenschappen
  6. meesterschapgerichte didactiek
  7. informeel leren
  8. opleiden in de school

In deze post wil ik hier kort op reflecteren.

Opleiden voor de praktijk

In mijn vorige blogpost schreef ik dat Vermunt stelt dat wat een student in een lerarenopleiding moet leren afhankelijk is van het onderwijs waarvoor hij wordt opgeleid. Vermunt noemt hierbij verschillende visies die in het voortgezet onderwijs te vinden zijn. Ik gaf hierbij ook aan er in het basisonderwijs ook verschillende visies op onderwijs zijn geformuleerd.

Het  zou voor een lerarenopleiding een flinke puzzel zijn om studenten voor te bereiden op alle verschillende onderwijsstromingen die bestaan. Dit is naar mijn idee onmogelijk. In de tijd die de lerarenopleiding heeft lukt het niet om studenten optimaal op elke onderwijsstroming voor te bereiden. Een lerarenopleiding kan studenten wel kennis geven over de verschillende onderwijsvisies die bestaan. Maar kennis is maar een deel van wat nodig is om leraren voor te bereiden.

Vermunt geeft echter niet aan dat een student op alle typen onderwijs moet worden voorbereid maar op het type waarvoor hij wordt opgeleid. Dat is echter nog steeds lastig. Een student weet niet op welke school hij na de lerarenopleiding komt te werken. Als een student stage loopt op een school die leerstofgericht is, kan het best voorkomen dat een student later komt te werken op een school die meer themagericht is.

Hoe groot is dit probleem precies? Ik denk dat het nog enigszins meevalt. Het grootste gedeelte van de scholen waar onze studenten stagelopen valt in de categorie leerstofgericht en procesgericht. Een klein percentage valt onder de vernieuwingsscholen:

In totaal zijn er 874 scholen die je dus zou kunnen scharen onder het kopje vernieuwingsscholen. Nederland telt ongeveer 7500 basisscholen (bron: CBS). Het aantal vernieuwingsscholen is dus daarmee 11,65 procent. Lerarenopleiding basisonderwijs leiden dus voor bijna 90 procent op voor scholen die niet van een uitgesproken onderwijsvernieuwingsconcept uitgaan.

Als je antwoord geeft op de stelling dat wat een student in een lerarenopleiding moet leren afhankelijk is van het onderwijs waarvoor hij wordt opgeleid dan moet een student dus vooral worden voorbereid op het lesgeven in reguliere traditionele basisscholen die leerstofgericht en procesgericht zijn.

Opleidingsdidactieken

Vermunt onderscheid 8 verschillende opleidingsdidactieken. Daarmee lijkt het alsof een opleiding volledig ingericht is volgens 1 bepaalde type opleidingsdidactiek. Volgens mij is dit niet het geval. Volgens mij bestaan er in een opleiding verschillende opleidingsdidactieken naast elkaar. Wel zal er waarschijnlijk 1 bepaald type opleidingsdidactiek overheersen.
Als ik onze eigen opleiding als uitgangspunt neem dan zie ik dat terugkomen. De opzet van onze opleiding is competentiegericht. Leidraad in de toetsing zijn de competenties die zijn afgeleid van de SBL-competenties. Daarnaast heeft ons curriculum ook kenmerken van de traditionele didactiek (onder andere onder invloed van de invoering van de kennisbases), casusgerichte didactiek (gebruik van digitale casussen bij het vakgebied RWD), concerngestuurde didactiek (studenten maken leervragen of onderwerpen die ze tegenkomen in de praktijk), leergemeenschappen (studenten werken in leerkringen aan praktijkgericht onderzoek) en opleiden in de school (we hebben een samenwerkingsverband met academische basisscholen).

De vraag welke opleidingsdidactiek het meest effectief is, is daarom volgens mij op opleidingsniveau moeilijk te beantwoorden. Een opleiding verenigt verschillende didactische aanpakken in zich. Die didactische aanpakken moeten, naar mijn idee, wel op elkaar zijn afgestemd en gezamenlijk zijn afgesproken. Ik denk dat het gezamenlijk afspreken van een opleidingsdidactiek zorgt voor transparantie richting studenten. Studenten weten wat er van hen wordt verwacht en hoe ze moeten studeren.

Als je de effectiviteit van een opleidingsdidactiek wilt meten moet je volgens mij je richten op specifieke onderdelen in het curriculum en die relateren naar het grotere geheel. Is het speficieke onderdeel in lijn met de algehele opleidingsdidactiek? Of wijkt die daar juist van af? Wordt er van studenten binnen het specifieke onderdeel andere studievaardigheden verwacht? Of bouwen die voort op wat een student elders in de opleiding heeft geleerd?

Tot slot. De meeste opleidingen zijn in meer of mindere mate overgegaan naar het competentiegericht opleiden. Deze manier van opleiden komt niet overeen met de manier waarop leerlingen op de meeste basisscholen leskrijgen. Dat lijkt me ook niet heel erg. Een HBO-opleiding stelt immers andere eisen aan de afgestudeerden dan een basisschool. Een HBO-opleiding moet onder andere voldoen aan de Dublin-descriptoren. Een basisschool richt zich op de kerndoelen. Dit lijkt een open deur maar het is naar mijn idee goed om te benadrukken dat hoe een leraar wordt opgeleid iets anders is dan wat hij moet leren om les te kunnen geven op de basisschool.