Tekst en beeld zijn al duidelijk aanwezig in het kader van mediawijsheid. Maar getallen zie ik nog niet zo direct terugkomen. En toch is dat onderwerp dat centraal stond in het overleg dat wij hadden vandaag met onze rekencollega’s.
We zijn druk bezig met het voorbereiden van het volgende thema (thema 6). En ook in dit thema werken we samen met de rekencollega’s. In het vorige thema stond de interactieve nabespreking met behulp van het digibord centraal. Het volgende thema gaat over vakoverstijgend werken (of: projectmatig werken, thematisch werken, vakgeïntegreerd werken). Bij vakoverstijgend werken hanteren we vanuit ICT de volgende vierdeling:
- mogelijkheden van ICT tijdens de introductie;
- mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek;
- mogelijkheden van ICT tijdens samenwerken en discussiëren;
- mogelijkheden van ICT tijdens het presenteren.
Vorig jaar behandelden we deze onderwerpen allemaal zelf in de les. Nu proberen we dit samen met de collega’s van Rekenen, Nederlands en Geschiedenis te combineren. En vandaag hadden we dus overleg met de rekencollega’s.
Voor de combiles rekenen en ICT richten we ons op de tweede stap uit de vierdeling: mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek. In combinatie met rekenen levert dit het volgende op: met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden die ICT biedt bij het doen van onderzoek.
De vraag is natuurlijk: hoe kun je met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden van ICT bij het doen van onderzoek? Daarvoor moet je iets weten over wat de didactiek van rekenen is en wat de mogelijkheden van ICT zijn. Vanuit rekenen is een van de aspecten die belangrijk is: het kritisch kunnen omgaan met getallen in de wereld om je heen. Traditioneel zijn dit opdrachten die ook wel bekend staan onder de naam: “rekenen met de krant”. In dit soort opdrachten staat een krantenartikel centraal waarin rekenkundige informatie staat vermeld met, kort door de bocht geformuleerd, de vraag: klopt dit? Dit soort opdrachten kun je ook doen als je het internet gebruikt. Het komt daarmee in het kader te staan van de vraag: klopt deze informatie die ik vind op internet als ik die vanuit een rekenkundige kant bekijk? Het maakt daarmee deel uit van mediawijsheid.
Concreet voorbeeld
We hadden studenten in thema 5, om te laten nadenken over informatie-/ zoekvaardigheden, de volgende vraag voorgelegd:
Hoe lang is het lopen van het Centraal Station in Amersfoort naar ons nieuwe gebouw?
Voor deze vraag moet je beschikken over een aantal informatievaardigheden. Je moet namelijk bedenken dat je het adres van de nieuwe hogeschool moet opzoeken (welke zoekwoorden gebruik ik hiervoor) en je moet weten dat je een website kunt gebruiken waarop je die informatie kunt invoeren (bijvoorbeeld Google Maps). Daarna moet je weten hoe je de informatie invoert op de website (onderdeel Routebeschrijving, van A naar B: A) Centraal Station Amersfoort; B) De Nieuwe Poort, Amersfoort; en optie Lopen kiezen). Dan zou dit de route kunnen zijn die je krijgt:
Maar iedereen die al wel eens naar de nieuwe hogeschool is gelopen weet dat je beter de achteruitgang kunt nemen:
Google rekent dan direct voor je uit dat deze 800 meter in zo’n 9 minuten gelopen kan worden.
Google rekent het je dus voor. Maar klopt het ook wat er staat? Kun je ook nagaan of de berekening die Google gemaakt heeft ook klopt? En die vraag is waar het rekenkundig dus interessant wordt. Wat als je 800 meter in 9 minuten loopt, hoeveel kilometer per uur loop je dan? En is dat snel? Is dat een snelheid die jij zou kunnen volhouden, of geldt dat voor een volwassen iemand?
Kritisch omgaan met rekenkundige informatie op internet. Ik vond het overleg erg interessant. Aan studenten straks de opdracht om hun eigen kritische vragen te stellen en hier kinderen weer bewust van te maken. Ik ben benieuwd met wat voor rekenproblemen zij komen en hoe ze dit verbinden met projectmatig werken.