Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged thema 6

Tekst en beeld zijn al duidelijk aanwezig in het kader van mediawijsheid. Maar getallen zie ik nog niet zo direct terugkomen. En toch is dat onderwerp dat centraal stond in het overleg dat wij hadden vandaag met onze rekencollega’s.
We zijn druk bezig met het voorbereiden van het volgende thema (thema 6). En ook in dit thema werken we samen met de rekencollega’s. In het vorige thema stond de interactieve nabespreking met behulp van het digibord centraal. Het volgende thema gaat over vakoverstijgend werken (of: projectmatig werken, thematisch werken, vakgeïntegreerd werken). Bij vakoverstijgend werken hanteren we vanuit ICT de volgende vierdeling:

  • mogelijkheden van ICT tijdens de introductie;
  • mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek;
  • mogelijkheden van ICT tijdens samenwerken en discussiëren;
  • mogelijkheden van ICT tijdens het presenteren.

Vorig jaar behandelden we deze onderwerpen allemaal zelf in de les. Nu proberen we dit samen met de collega’s van Rekenen, Nederlands en Geschiedenis te combineren. En vandaag hadden we dus overleg met de rekencollega’s.

Voor de combiles rekenen en ICT richten we ons op de tweede stap uit de vierdeling: mogelijkheden van ICT tijdens het doen van onderzoek. In combinatie met rekenen levert dit het volgende op: met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden die ICT biedt bij het doen van onderzoek.

De vraag is natuurlijk: hoe kun je met een rekenbril kijken naar de mogelijkheden van ICT bij het doen van onderzoek? Daarvoor moet je iets weten over wat de didactiek van rekenen is en wat de mogelijkheden van ICT zijn. Vanuit rekenen is een van de aspecten die belangrijk is: het kritisch kunnen omgaan met getallen in de wereld om je heen. Traditioneel zijn dit opdrachten die ook wel bekend staan onder de naam: “rekenen met de krant”. In dit soort opdrachten staat een krantenartikel centraal waarin rekenkundige informatie staat vermeld met, kort door de bocht geformuleerd, de vraag: klopt dit? Dit soort opdrachten kun je ook doen als je het internet gebruikt. Het komt daarmee in het kader te staan van de vraag: klopt deze informatie die ik vind op internet als ik die vanuit een rekenkundige kant bekijk? Het maakt daarmee deel uit van mediawijsheid.

Concreet voorbeeld

We hadden studenten in thema 5, om te laten nadenken over informatie-/ zoekvaardigheden, de volgende vraag voorgelegd:

Hoe lang is het lopen van het Centraal Station in Amersfoort naar ons nieuwe gebouw?

Voor deze vraag moet je beschikken over een aantal informatievaardigheden. Je moet namelijk bedenken dat je het adres van de nieuwe hogeschool moet opzoeken (welke zoekwoorden gebruik ik hiervoor) en je moet weten dat je een website kunt gebruiken waarop je die informatie kunt invoeren (bijvoorbeeld Google Maps). Daarna moet je weten hoe je de informatie invoert op de website (onderdeel Routebeschrijving, van A naar B: A) Centraal Station Amersfoort; B) De Nieuwe Poort, Amersfoort; en optie Lopen kiezen). Dan zou dit de route kunnen zijn die je krijgt:

Maar iedereen die al wel eens naar de nieuwe hogeschool is gelopen weet dat je beter de achteruitgang kunt nemen:

Google rekent dan direct voor je uit dat deze 800 meter in zo’n 9 minuten gelopen kan worden.

Google rekent het je dus voor. Maar klopt het ook wat er staat? Kun je ook nagaan of de berekening die Google gemaakt heeft ook klopt? En die vraag is waar het rekenkundig dus interessant wordt. Wat als je 800 meter in 9 minuten loopt, hoeveel kilometer per uur loop je dan? En is dat snel? Is dat een snelheid die jij zou kunnen volhouden, of geldt dat voor een volwassen iemand?
Kritisch omgaan met rekenkundige informatie op internet. Ik vond het overleg erg interessant. Aan studenten straks de opdracht om hun eigen kritische vragen te stellen en hier kinderen weer bewust van te maken. Ik ben benieuwd met wat voor rekenproblemen zij komen en hoe ze dit verbinden met projectmatig werken.

Bovenstaande termen wil ik onze tweedejaars studenten uitleggen. Dit in het kader van vakoverstijgend werken en ICT (thema 6). Probleem is dat de termen nogal wat overlap vertonen en op een aantal punten weer verschillen van elkaar. Laat ik hier eens voor mijzelf vaststellen wat ik er onder versta.

Eerst de definities zoals ik die in verschillende bronnen tegenkom:

Informatievaardigheden
In het rapport “Door de bomen het bos, informatievaardigheden in het onderwijs” (2005) geven de schrijvers de volgende definitie van informatievaardigheden:

Wij beschouwen hier informatievaardigheden als het vermogen om met informatie te
werken, dus alles wat te maken heeft met het zoeken, vinden, beoordelen en gebruiken
van informatie en de bijhorende technologie.

Ze komen tot deze definitie na het bespreken van verschillende omschrijvingen uit de literatuur.

Webwijsheid
In de brochure “Wat weten we over webwijsheid in het PO en VO” (2007) geeft Els Kuiper de volgende definitie:

Kritisch met internet omgaan betekent dan: in staat zijn om internetinformatie te lokaliseren, lezen, beoordelen, en verwerken.

Mediawijsheid
De definitie van de Raad voor Cultuur luidt:

Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.

Hoe deze in samenhang te zien?

Volgens mij kun je op de volgende manier de termen in samenhang zien (en zal ik dus op die manier aan mijn studenten uitleggen). Informatievaardigheden en webwijsheid zijn naar mijn idee hetzelfde. Twee termen voor een belangrijk onderwerp.

Webwijsheid is gewoon de nieuwe term voor informatievaardigheden. Het is daarmee wel een inperking van de informatievaardigheden natuurlijk. De term impliceert dat je je alleen beperkt tot informatiebronnen op het web. Aan de andere kant zorgt de term er wel voor dat er extra aandacht wordt besteed aan de bijzonderheden van het internet. Als ik een keuze zou moeten maken tussen de twee termen dan wint voor mij informatievaardigheden. In mijn lessen zal ik aangeven dat met informatievaardigheden en webwijsheid in principe hetzelfde wordt bedoeld maar dat informatievaardigheden breder is dan webwijsheid.

En dan de term mediawijsheid? De definitie die de Raad voor cultuur hanteert vind ik erg breed. Wat ik hier vooral uithaal is het “actief bewegen”. Actief bewegen betekent voor mij dat leerlingen niet alleen consumeren maar ook produceren. Dus niet alleen werken met informatie die anderen hebben gemaakt maar zelf ook informatie produceren.

In een presentatie die ik op 12 maart 2008 op de docentendagen van Beeld en Geluid heb gegeven heb ik het onderwerp binnen het kader geplaatst van digitaal werkstukkenonderwijs. Mediawijsheid richt zich op de volgende media: tekst, beeld, video, geluid, animaties, multimedia, games (en robotica) en applets. Bij al deze verschillende media kun je de aloude vragen vanuit begrijpend lezen stellen:

  • Willen ze me informeren?
  • Willen ze me aan het denken zetten?
  • Willen ze me overtuigen?
  • Willen ze me iets laten doen, activeren?
  • Willen ze me amuseren?

De manier om daar achter te komen, is de conclusie die ik trek uit “actief bewegen”, is door zelf te produceren.

Dus kinderen zelf:

  • Artikelen laten produceren op bijvoorbeeld een weblog of wiki
  • foto’s voor een folder te laten maken
  • een video te laten produceren
  • een animatie van de werking te laten maken
  • een website laten samenstellen
  • een game te ontwerpen

Of het zelf maken van een applet mogelijk is, betwijfel ik maar misschien kent iemand een omgeving waarin dat kan.

Hoe passen de termen nu binnen vakoverstijgend werken? ICT biedt mogelijkheden binnen vakoverstijgend werken:

  • Om een onderwerp te introduceren (Introductie)
  • Om kinderen te laten onderzoeken
  • Om te discussiëren en overleggen
  • Om te presenteren

Informatievaardigheden en webwijsheid komt naar voren in de fase van onderzoeken. Mediawijsheid komt vooral naar voren binnen de fase van presenteren. Hoewel hier natuurlijk ook nog overlappen in aanwezig zijn vind ik deze verdeling inzichtelijker. Als leerlingen iets moeten gebruiken van anderen praten we over informatievaardigheden en webwijsheid. Als leerlingen zelf iets moeten produceren spreken we over mediawijsheid.

Deze week ben ik weer begonnen met een nieuw thema voor de studenten. Dit keer gaat het over vakoverstijgend werken en ICT. Ik schreef daar eerder al over. Nadat ik alle lessen gegeven had merkte ik dat ik hier nog niet tevreden over was. Dit kwam vooral omdat ik merkte dat deze manier nog niet aansloot bij de belevingswereld van de student. Ik kon maar moeilijk de termen web 2.0, connectivisme en mobile learning aan hen verkopen.
Achteraf gezien vind ik dit ook niet zo verwonderlijk: ze zijn hier helemaal niet mee bezig. Ze zijn wel bezig om een project te doen op school. Of ze proberen een verhalend ontwerp in elkaar te zetten. Daarom probeer ik het dit jaar anders aan te pakken. Ik benadruk nog meer de mogelijkheden van ICT binnen de verschillende fasen van een project en verhalend ontwerp.
Naar mijn idee zijn er vier mogelijkheden om ICT in te zetten binnen een project of verhalend ontwerp. Dat is tijdens de introductie, in de fase dat kinderen op onderzoek uit gaan, als ze willen discussiëren of overleggen en als ze moeten presenteren.
In de eerste bijeenkomst heb ik laten zien hoe je een mindmap kunt gebruiken om een onderwerp te introduceren. We hebben daarvoor het programma Freemind gebruikt. Ook heb ik de mogelijkheden van Google Earth laten zien voor een introductie.
In de tweede fase heb ik de studenten duidelijk gemaakt dat leerlingen moeten beschikken over informatievaardigheden. De huiswerkopdracht die ze hebben gekregen is om een mindmap te maken van de literatuur die ze moeten bestuderen over informatievaardigheden. In Google Earth moesten de studenten zelf een tour maken. Ook hiervoor hebben ze een huiswerkopdracht gekregen.
Volgende week gaan we verder met onderzoek doen door leerlingen en kijken we ook naar de andere fasen (discussiëren en overleggen en presenteren).