Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged web 2.0

Gisteren was het dan zo ver: slechts vier maanden nadat het idee voor BoekTweePuntNul was gelanceerd werd het boek gepresenteerd. BoekTweePuntNul is een prachtig voorbeeld van crowdsourcing en ik ben blij dat ik hier aan heb meegedaan.
Voor iedereen die nog niet op de hoogte is van dit project: BoekTweePuntNul is een idee van Louis Hilgers en Tessa van Zadelhoff om web 2.0 tools op een toegankelijke manier te beschrijven. Via Twitter vroegen ze of anderen hier aan mee wilden doen. Binnen korte tijd hadden ze maar liefst 125 auteurs verzameld.
Het enthousiasme rondom dit project deed mee denken aan het oprichten van WikiKids, alweer zo’n 5 jaar geleden. Destijds ontstond via de Scholenlijst ook zo’n buzz.
Tools en onderwerpen zijn anders maar het enthousiasme is hetzelfde. Het is wel bijzonder om dat enthousiasme zo te zien ontstaan. Als ik kijk naar deze twee onderwerpen zie ik verschillende overeenkomsten. Belangrijkste volgens mij is bij beide het gevoel hebben te kunnen bijdragen aan een mooi project. Een andere overeenkomst is dat iedereen wordt aangesproken op zijn expertise en ervaring. Bij WikiKids uitte zich dat in het feit dat er al snel een eerste wikiomgeving werd klaargezet en dat de eerste indelingen van de encyclopedie tot stand kwamen. Bij BoekTweePuntNul zag je dit doordat iedereen zich een onderwerp toe-eigende waar ze zich senang bij voelden (alhoewel sommigen heel graag nog wel een ander onderwerp hadden uitgewerkt).
Verschillen zijn er ook. Belangrijkste is dat BoekTweePuntNul een project is met een zeer duidelijke deadline en dat WikiKids een doorlopend project is. Ander verschil is de sturing binnen het project. Louis en Tessa hebben het op een professionele manier aangestuurd en iedereen op zijn professionaliteit aangesproken (zorgen dat deadlines werden gehaald). Bij WikiKids proberen we een educatief toegankelijke omgeving te creëren waarin we het gebruikers zo gemakkelijk mogelijk maken om bij te dragen. Van deadlines kan echter geen sprake zijn.

BoekTweePuntNul gaat verder. Ze stellen een co-creatieproject in. Een mooi initiatief. Alvast twee ideeën hiervoor:

  • samenstellen van een ideeënboek voor toepassingen van ICT in het onderwijs. Ideeën zijn geordend naar bouw (groep 1 tot en met 8) en naar ontwikkelings- en vakgebied (van Nederlands tot Wereldoriëntatie). Dit kan gebaseerd zijn op de activity types zoals Judy Harris die gebruikt als invulling van het TPACK-model van Mishra en Koehler.
  • zorgen voor dekking van de kerndoelen in WikiKids. Kunnen we voor het basisonderwijs zorgen dat alle onderwerpen die genoemd zijn in de leerlijnen en kerndoelen terug te vinden zijn in Wikikids? Leerlingen hebben dan altijd en overal toegang tot begrijpelijke informatie die voor hen van belang is.

In de tijd dat we praten over web 2.0, 3.0 en 4.0 is het volgens mij goed om eens te kijken naar web 0.0. Oftewel het offline web waarin we voor de tijd van internet leefden. En eens te kijken hoe social media zich in die tijd gedroegen. Niet dat het niet goed zou gaan met alle ontwikkelingen tot nu toe maar gewoon om nog eens op een rijtje te zetten hoe zaken zich hebben ontwikkeld. Hieronder een opzetje.

In verschillende presentaties wordt gesproken over de overgang van web 1.0 naar web 2.0. Daarbij wordt dan aangegeven dat bij web 1.0 informatie online komt en dat bij web 2.0 personen online komen. Een mooie samenvatting van veel ontwikkelingen die hier onder vallen, vind ik. Web 3.0 heeft als kenmerk dan dat zaken beter op elkaar worden afgestemd en bij web 4.0 is het zover dat het internet met ons mee kan denken.

Maar hoe ziet dan web 0.0 eruit? en van welke social media maakten we toen gebruik? Web 0.0 heeft volgens mij als kenmerk dat het van fysieke lokale netwerken gebruik maakt, die plaats en tijd afhankelijk zijn. In het netwerk zijn plaatsen en personen belangrijk. Plaatsen waar personen elkaar kunnen ontmoeten, ontspannen, werken en waar ze informatie kunnen halen.
Kenmerkende plaatsen voor ontmoeting zijn de straat, het café, de speeltuin, het park, thuis bij jezelf of bij vrienden. Kenmerkende plaatsen voor ontspanning zijn de discotheek, het theater en de bioscoop. Kenmerkende plaatsen voor werken zijn winkels, fabrieken en kantoren. Kenmerkende plaatsen van informatie zijn scholen en bibliotheken.
Op die verschillende plaatsen in het web 0.0 maken mensen gebruik van verschillende (social) media. Media die het mogelijk maken om te ontmoeten, ontspannen, werken en informatie ophalen. Meest gebruikte waarschijnlijk is de directe communicatie door middel van spraak waarbij twee of meer personen zich in dezelfde ruimte bevinden en door middel van hun stem ideeën, standpunten, meningen, gedachten enzovoort uit wisselen. Een ander veel gebruikt medium is schrift en beeld. Door middel van geschreven teksten, pictogrammen, foto’s, video’s wordt een boodschap overgedragen aan de ander. Een voorbeeld hiervan in de bibliotheek zijn de kaarten op de kop van de boekenrekken waarop staat welke boeken in het rek te vinden zijn. Een handig sorteermiddel waarmee je snel je weg vindt in de wereld van web 0.0.

Speciale aandacht in de web 0.0 wereld is er voor de jongeren. Zeker op het moment dat ze overlast veroorzaken op het moment dat ze zich vervelen (de zogenaamde hangjongeren). Ze nemen de openbare ruimte dan in beslag op een manier die afwijkt van hoe volwassenen dat doen…

Volgens mij valt er nog wel meer te schrijven over web 0.0 en de sociale media die we in die tijd gebruikten. Ben benieuwd hoe anderen hier over denken.

In het hoofdstuk Een nieuwe maatschappij gaat Jarvis in op het begrip: Elegante organisatie.

Jarvis noemt Facebook een voorbeeld van een elegante organisatie. Het is elegant omdat het bestaande community’s een platform geeft om met elkaar te communiceren. Jarvis benadrukt dat je als bedrijf zelf geen community kunt starten maar dat je bestaande community’s moet ondersteunen. Zo’n platform is een manier waarop je orde kunt scheppen in de chaos van het internet.

Jarvis geeft aan dat verschillende bedrijven dit doen: orde scheppen in de chaos. Google doet dit rondom het zoeken, Amazon doet dit op het gebied van consumentenopinies, Facebook, LinkedIn organiseren vrienden en collega’s. Flickr geeft fotoliefhebbers de mogelijkheid zich te organiseren en Wikipedia biedt een platform waarop de collectieve kennis neergezet kan worden. Platformen biedt mensen de mogelijkheid tot zelforganisatie. We zijn niet meer afhankelijk van andere organisaties die dat voor ons doen.

Als je een platform aanbiedt kun je van te voren niet bepalen welke groepen hier gebruik van zullen gaan maken. Dat moet je aan de groepen zelf over laten. Jarvis noemt als voorbeeld van de website Meetup dat de populairste groep een groep heksen was. Een platform moet open zijn en flexibel. Zo kunnen verschillende soorten groepen er gebruik van maken. Met deze platformen wordt Internet sociaal.

Jarvis haalt ook de campagne van Obama aan waarin gebruik wordt gemaakt van social software. Daar blogde ik al eerder over toen ik de Plug In sessie van Studium Generale had bijgewoond.

Door de platformen wordt het internet ook minder anoniem zegt Jarvis. Je gaat om met mensen die je kent, aardig vindt en vertrouwt.
Communities kun je dus niet creëren en ze doen wat ze zelf willen. En het geeft ons middelen in handen om onszelf te organiseren.

Verder gelezen

Ik vind het opvallend dat Jarvis niet spreekt van web 2.0. Een term die aan O’reilly wordt toegeschreven.
Een paar voorbeelden van hoe social software er voor zorgt dat mensen zich zelf kunnen organiseren: de flashmob en de Iraanse presidentsverkiezingen.

Via onder andere Facebook worden flashmobs georaniseerd. Meer voorbeelden van flashmobs vind je op YouTube.

De Iraanse presidentsverkiezingen werden op Twitter op de voet gevolgd. Examinor.com schrijft hierover:

In the past, oppressive regimes kept rebellions quiet with relative ease. They simply didn’t allow media to get out and cover it. But then the social media revolution happened. And along with it came many devices that couldn’t be suppressed, like cell phones and mobile computing devices. Now the “unconventional” has become the norm. And along with it came a flood of information about what was really happening in Iran.

Lees ook meer hierover op:

Nieuwe rage in Frankrijk is de apero geant. Een grote facebookborrel.

Dat dit niet alleen positief is laat dit bericht zien.

Voor het onderwijs

Zijn er voor het onderwijs ook elegante organisaties bedacht of ingericht? Kennisnet biedt (zoals al eerder aangegeven) verschillende mogelijkheden zoals de communities en wiki’s. Surf had Surfgroepen en komt nu met een nieuwe omgeving.

Een ander punt dat Jarvis noemt is dat virtuele groepen bij elkaar komen. In het onderwijs zie ik zoiets gebeuren bij de TeachMeets. Online besluit iemand om een bijeenkomst te organiseren. Een wiki wordt ingericht en iedereen die mee wil doen kan zich inschrijven. In Nederland zijn een aantal Teachmeets georganiseerd.

In hoofdstuk 3: een nieuwe openbaarheid gaar Jarvis in op de volgende onderwerpen:

  • Als je niet opzoekbaar bent, word je niet gevonden
  • Niemand kan zonder googlesap
  • Het leven is openbaar, het zakenleven ook
  • Je klanten zijn je reclamebureau.

Als je niet opzoekbaar bent, word je niet gevonden

Is je website te vinden via Google? Mensen gaan niet rechtstreeks naar jouw site toe maar vinden je via Google. Belangrijk is om te weten met welke zoektermen mensen jou vinden via Google. Je moet zoekmachineoptimalisatie toepassen (in een afkorting SEO). Koppen die je artikelen meegeeft moeten te indexeren zijn voor een zoekmachine.

Niemand kan zonder Googlesap

Hoe meer er naar je gelinkt wordt hoe beter je te vinden bent. Zorg dat je dus online te vinden bent en dat je inhoud doorzoekbaar is. Gebruik Google om mensen naar je toe te laten komen.

Het leven is openbaar, het zakenleven ook

Jarvis haalt hier Flickr.com aan als website waar de defaultinstelling openbaar is in plaats van privé.  Laat zien wat je doet en laat mensen daar op reageren. Jarvis ziet openbaarheid als een morele waarde. Je laat zien dat je te vertrouwen bent en geen geheimen hebt.

Je klanten zijn je reclamebureau

Positieve opmerkingen van mensen online over je product werken nog beter dan zelf reclame maken voor je eigen bedrijf. Door het netwerk verspreiden positieve berichten zich snel. En als je naar het nekwerk luistert heeft dit weer positieve effecten op je product in het netwerk zelf.

Verder gelezen

In het artikel Zoekmachineoptimalisatie van Wikipedia halen de schrijvers de regels aan die Google gebruikt voor SEO.

  1. Gebruik van trefwoorden in de domeinnaam
  2. Gebruik van trefwoorden in de titel van een pagina (iedere unieke pagina een eigen unieke titel)
  3. Gebruik van trefwoorden in heading tags (<h1> , <h2> , <h3>)
  4. Gebruik van trefwoorden in de paginanaam van een URL
  5. Geen dynamic page parameters in een URL
  6. Beperkte paddiepte in een URL, bij voorkeur maximaal 3 folders diep
  7. Gebruik van trefwoorden in de “ALT”-tag van afbeeldingen
  8. Gebruik van trefwoorden in de body text van een pagina
  9. Gebruik van trefwoorden in de ankerteksten van (interne) hyperlinks

Pagerank hangt nauw samen met SEO. Hoe hoger je Pagerank hoe belangrijker je pagina (lees op Wikipedia hier meer over). En natuurlijk krijg je dan ook mensen die hier mee aan de haal gaan en pagina’s zo hoog mogelijk willen laten eindigen die niets met het onderwerp te maken  hebben waarop je daadwerkelijk zoekt. Lees hier meer over bij Google bom.

Voor het onderwijs

Een groot probleem in het onderwijs is dat docenten aangeven geen geschikt materiaal te kunnen vinden. En toch is er veel materiaal aanwezig op internet. Probleem hierbij is de grote verspreiding van dit materiaal. Gelukkig verandert dit steeds meer en kan via Edurep steeds meer onderwijsinformatie gemakkelijk gevonden worden: http://edurep.kennisnet.nl/. Zie hier voor een overzicht van aanbieders: http://edurep.kennisnet.nl/wiezijnaangesloten/aanbiedersmetadata.

In het hoofdstuk Nieuwe structuren behandelt Jarvis 5 onderwerpen:

  • De link verandert alles
  • Doe wat je het beste kunt en link naar de rest
  • Sluit je aan bij een netwerk
  • Wees een platform
  • Denk gedecentraliseerd

In de link verandert alles geeft Jarvis aan wat de kracht is van links op internet. Je bent zo binnen de kort mogelijke tijd verbonden met elkaar. Via de link is alles te vinden. En als je alles een uniek adres geeft (de permalink) kun je elkaar gemakkelijk weer vinden.

Doe wat je het beste kunt en link naar de rest.

Omdat de link zo gemakkelijk is kun je je concentreren op wat jij het beste kunt doen. Voor de rest verwijs je door naar anderen. Jarvis geeft aan dat een krant hier gebruik van zou kunnen maken. Het hoeft voor de lezer niet alles nog een keer te vertellen in 1 artikel maar kan gemakkelijk verwijzen naar eerdere of andere artikelen. Jarvis geeft aan dat dit specialisatie, kwaliteit en samenwerking zal stimuleren.

Sluit je aan bij een netwerk

Jarvis geeft aan dat het internet korte metten maakt met oude bedrijfswaarden als: bezitten van klanten, beheren van distributie, maken van exlusieve deals, concurrenten buitensluiten. Het internet biedt openheid en stimuleert samenwerking. Internet maakt contacten gemakkelijker. De contacten op zich zijn ook waardevol.

Jarvis haalt de manier waarop Google met advertenties omgaat aan als voorbeeld hoe je gebruik kunt maken van het netwerk. Google plaats geen advertenties op de startpagina www.google.nl (of .com) maar op alle websites die het indexeert.  Google ondersteunt het netwerk door het aanbieden van content en functionaliteit: Google Maps, YouTube enzovoort.

Veel geld vragen om deel te  mogen nemen aan zo’n netwerk is niet verstandig. Je kunt beter je netwerk maximaal laten groeien zodat het daardoor zijn waarde krijgt en concurrenten geen kans krijgen.

Wees een platform

Om netwerken te stimuleren kun je platformen maken waarop netwerken bij elkaar komen. Op een platform help je anderen om waarde op te bouwen. Doordat anderen gebruik maken van jouw platform wordt je platform zelf ook weer waardevol. Voor het platform zelf betalen gebruikers niet. Gebruikers stel je in staat om verder te bouwen op het bestaande platform. De mashups die zo ontstaan levert weer nieuwe diensten op. Zodra veel mensen jou platform gebruiken kan die uitgroeien tot standaard wat je eigen platform weer versterkt. Het openstellen van je platform zodat anderen er verder op kunnen ontwikkelen heeft als voordeel dat je de kracht van iedereen gebruikt in plaats van alleen je eigen kracht.

Denk gedecentraliseerd

Probeer niet alle bezoekers naar 1 plek te krijgen maar probeer jezelf te verspreiden over het hele internet. Ga naar je klanten toe en verwacht niet dat ze naar jou toe komen. Googles advertenties kom je dus ook niet tegen op de homepage zelf maar op alle andere websites wel. Ook biedt Google widgets aan met toepassingen van andere bedrijven.

Een voorbeeld waarmee Google een standaard lijkt neer te zetten is met video op internet. Door het gemakkelijk verspreiden van YouTubefilmpjes is het videoformaat van YouTube zo’n beetje de standaard geworden voor het verspreiden van filmpjes.

Als anderen jouw content opnemen verspreid je daarmee weer je eigen naamsbekendheid.

Het opnemen van een widget van een bedrijf kan voordelig zijn als mensen via de widget die op jou site is opgenomen iets kopen bij dat bedrijf.

Verder gelezen

Jarvis noemt al veel voorbeelden van platformen waarvan je gebruik kunt maken. Maar er zijn natuurlijk meer. Een paar platformen waar ik gebruik van maak:

www.slideshare.net/: SlideShare is the world’s largest community for sharing presentations. SlideShare is a business media site for sharing presentations, documents and pdfs. SlideShare features a vibrant professional community that regularly comments, favorites and downloads content. Content also spreads virally through blogs and social networks such as LinkedIn, Facebook and twitter.

www.scribd.com: Scribd is the largest social publishing and reading site in the world. We’ve made it incredibly simple for anyone to share and discover informative, entertaining and original written content on the web and mobile devices. Our vision is to liberate the written word, to connect people and organizations with the information and ideas that matter most to them.

www.linkedin.com: Your professional network of trusted contacts gives you an advantage in your career, and is one of your most valuable assets. LinkedIn exists to help you make better use of your professional network and help the people you trust in return. Our mission is to connect the world’s professionals to make them more productive and successful. We believe that in a global connected economy, your success as a professional and your competitiveness as a company depends upon faster access to insight and resources you can trust.

www.blogger.com: Met Blogger kun je op eenvoudige wijze je gedachten en je mening over actualiteiten, je leven of andere interessante onderwerpen met de rest van de wereld delen. We hebben een heleboel functies ontwikkeld om het bloggen zo eenvoudig en effectief mogelijk te maken.

www.twitter.com: Twitter is a real-time information network powered by people all around the world that lets you share and discover what’s happening now.

Bij het ene platform is het de bedoeling om inhoud te verspreiden op andere sites. Bij andere juist weer om mensen samen te brengen en samen te werken.

Voor het onderwijs

Welke platformen zijn er in het onderwijs? En zorgt het onderwijs dat ze ook overal gevonden kunnen worden? Onderwijsmensen maken gebruik van bestaande platformen (zoals Linkedin) en gebruiken bestaande middelen om zichzelf te verspreiden (zoals slideshare).

Platformen speciaal van het onderwijs zijn er natuurlijk ook. Kennisnet biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid aan leerlingen en leraren om content te ontwikkelen op hun website in de vorm van de websitemaker (www.websitemaker.nl) en de webquestmaker (www.webquestmaker.nl). Ze bieden ook een platform om lessen met elkaar te delen in de vorm van Wikiwijs (www.wikiwijs.nl). Dan zijn er nog de communities (http://communities.kennisnet.nl/).  En dan is er nog het platform YURLS van Sipke Kloosterman: http://www.yurls.net/. Aardig om te zien dat dit zowel als startpagina gebruikt wordt (overzicht: http://overzicht.yurls.net/index.php?mod=yurlspage&pageId=28213) en als manier om webwandelingen (en dergelijke) op te maken: http://webje.yurls.net/. Vanuit Vlaanderen komt er een nieuw platform onze kant op: www.klascement.nl/.

Worden er door het onderwijs ook widgets of andere toepassingen gemaakt die je op je eigen site kunt gebruiken? Er is een widget van de HBO-kennisbank: http://www.widgetbox.com/widget/hbo-kennisbank. Op deze pagina van Kennisnet vond ik nog een paar widgets: http://syndicatie.kennisnet.nl/algemeen/widgetsengadgets. Dit zijn widgets waarmee je op je computer of via je eigen website kunt zoeken in andere databases.

Vraag: Wat ik nog niet ben tegengekomen zijn onderwijssites die er voor zorgen dat je je eigen inhoud kunt verspreiden middels embed-code of mashups. Als iemand ze kent hoor ik het graag.

In Wat Zou Google Doen beschrijft Jeff Jarvis de veranderingen, die je in het tijdperk waarin je via Google alles kunt vinden, zou moeten doorvoeren. Jarvis heeft zijn boek verdeeld in 3 delen: Google stelt de regels, Als Google het voor het zeggen had en de G-Generatie. In deel 1 zet Jarvis tips op een rijtje die hij onderbouwt met voorbeelden uit de praktijk. In deel 2 past hij die tips toe op een aantal gebieden en in deel 3 gaat hij in op de manier waarop de ontwikkelingen de huidige generatie beïnvloeden.

In de komende blogposts zet ik kort op een rij wat Jarvis behandelt in deel 1. Ik doe dit per hoofdstuk van zijn boek. Onder het kopje Verder gelezen geef ik aan wat ik hier zelf nog meer over gevonden heb. En ik sluit de posts af (kijken of dat steeds lukt) met Voor het onderwijs waarin ik kijk of dit soort principes ook op het onderwijs zijn toe te passen.

Hoofdstuk 1: Nieuwe verhoudingen

In Nieuwe verhoudingen laat Jarvis zien dat de macht (voor een deel) verschoven is van de producent naar de consument. Hij illustreert dit met zijn ervaringen met het bedrijf Dell. Door te publiceren op zijn blog over de slechte ervaringen met Dell mobiliseert hij veel mensen die ook de slechte ervaringen van Dell openbaar maken. De slechte berichten over Dell worden over genomen door grote nieuwsorganisaties. De volgende tips geeft Jarvis het bedrijf:

  • Kijk wat consumenten over je zeggen op internet (blogs lezen etc)
  • Praat met de afnemers (consumenten) en vraag wat je kunt doen
  • Ga zelf online (om te bloggen) zodat je transparant bent
  • Gebruik je blog om fouten toe te geven en geef daar aan hoe je aan verbetering werkt.

Verder gelezen

Deze open manier van communiceren waarbij je de consument niet afscheept maar betrekt bij je producten zie je op verschillende manieren terug komen. Jarvis noemt in zijn boek Ideastorm (http://www.ideastorm.com/) dat door Dell is ingezet. Zoeken op internet leverde een aantal hits op waar (in principe) hetzelfde gebeurde:

http://www.ideeencentrale.nl/: “Heb je een voorstel dat de dienstverlening naar de burger verbetert of de bedrijfsvoering ten goede komt? Via de Ideeëncentrale weet je zeker dat je idee in goede handen is. Er wordt serieus naar gekeken door het topmanagement van je organisatie en als zij er iets in zien, wordt het zorgvuldig uitgewerkt en daarna uitgevoerd.”

http://www.battleofconcepts.nl/: “Op battleofconcepts.nl zijn bedrijven en overheidsinstanties op zoek naar innovatieve ideeën en creatieve oplossingen voor allerlei soorten vraagstukken. Bijvoorbeeld nieuwe ideeën voor een marketingcampagne of een oplossingen voor een maatschappelijk vraagstuk.”

http://www.cleverclimate.org/: “Welcome to Clever Climate. You’re on top of the platform for new, innovative, creative ideas, that may just make a difference by offering that unexpected helping hand to the worldwide movement aiming to solve the climate crisis.”

http://www.openinnovatie.nl/openinnovatie.php: “(…)Het betrekken van andere partijen bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten kan (…) een enorme toegevoegde waarde zijn. Hierbij valt te denken aan samenwerking met andere bedrijven in de sector, toeleveranciers, universiteiten, en natuurlijk met de eindgebruiker.”

Open deze website staat een mooi overzicht van de verschillen tussen gesloten en open innovatie:

Voor het onderwijs

Zou het voor het onderwijs ook mogelijk zijn om zo open te zijn? Management naar docenten toe en docenten naar studenten/leerlingen en ouders toe. Vertaalt naar het onderwijs zouden de tips als volgt kunnen luiden:

  • Kijk wat docenten/leerlingen/ouders over je zeggen op internet (blogs lezen etc)
  • Praat met de docenten/leerlingen/ouders en vraag wat je kunt doen
  • Ga zelf online (om te bloggen) zodat je transparant bent
  • Gebruik de onlineomgeving om fouten toe te geven en geef daar aan hoe je aan verbetering werkt.

Veel van onze studenten zitten op Hyves. Wil je snel zien wat ze over Hogeschool Domstad te zeggen hebben dan kun je bijvoorbeeld kijken op: http://www.hyves.nl/almanak/1009275/MBO_HBO_Universiteit/Hogeschool_Domstad/wiewatwaar/.

Contact leggen via de hyves met studenten is toch niet echt gebruikelijk. Ik weet niet hoe dat bij andere hogescholen is? Ik zie daar toch nog wel een drempel. Terecht of niet?

Hogeschool Domstad probeert richting studenten transparant te zijn door een portal te gebruiken en informatie op de ELO te zetten. Voor aankomende studenten en de basisscholen is er de website en de ELO. Maar als je studenten vraagt naar transparantie dan zullen ze zeker nog wel het een en ander op te merken hebben.

Hogeschool Domstad houdt als instituut geen blog bij. Zelf maak ik hier wel gebruik van. Bijvoorbeeld op http://onderzoekdomstad.blogspot.com/ waarin voor mentoren die studenten begeleiden informatie staat over het onderzoek dat studenten moeten doen. Ik hoor van verschillende kanten dat men dit erg op prijs stelt. Reacties krijg ik hierop nog maar weinig.

Veel basisscholen versturen digitale nieuwsbrieven om ouders te informeren. Daarmee proberen ze zo transparant mogelijk te zijn. Zijn er ook scholen zijn die ouders een platform bieden om met hen in gesprek te gaan?

Dat is de titel van het boek dat door Terry Freedman is samengesteld. Het boek bevat 87 projecten waarbij web 2.0 gebruikt is. Laat je er door inspireren zou ik zeggen.

Dit stukje gaat over hoe ik met behulp van web 2.0 leer. Een microvoorbeeldje dat zich binnen een paar uur voltrok.

Gisteren zag ik bij het nagaan van mijn RSS-feeds een tweet vanuit Twitter voorbijkomen van Willem Karssenberg. Willem verwees daarbij naar een weblog die hij interessant noemde: Darcemoore.net. Nieuwsgierig naar deze weblog ben ik eens gaan kijken. En ik kan Willem gelijk geven dat er op het gebied van ICT en onderwijs interessante berichten op staan.

Bijvoorbeeld deze presentatie over web 2.0 mogelijkheden



Of deze video over drie fasen van Educational Technology:



En ook dit overzicht met web 2.0 visualisaties sprak me erg aan:


De eerste presentatie heb ik uitgebreid bekeken een aantal mogelijkheden uitgeprobeerd. (bijvoorbeeld SlideRocket). Een andere mogelijkheid heb ik aan mijn delicious-pagina toegevoegd.
Ten slotte heb ik naar aanleiding van de tweede presentatie over Educational Technology een nieuwe TwitterSearch uitgezet over dit onderwerp. En laat dit nu weer binnenkomen in mijn RSS-reader.

Dit overkomt me vaker moet ik zeggen. Het viel me nu ineens op hoe ik het cirkeltje mooi rond maakte. Via mijn RSS-feeds kwam ik iets interessants tegen en dat leverde uiteindelijk weer input op voor voor een nieuwe RSS-feed. En in de tussentijd heb ik iets geleerd over nieuwe presentatiemogelijkheden voor mijzelf, mogelijkheden om ICT te integreren binnen Nederlands, iets geleerd over implementatie en innovatieprocessen en tot bovendien een mooi trendoverzicht gevonden.
Het mooie vind ik dat onbewust dus verschillende personen hier een bijdrage aan hebben geleverd. Het begon met Willem die verwees naar Darce die weer verwees naar @heyjudeonline die weer verwees naar dr. Christal Noble. En Darce die verwees naar JLeister en @sujokat.

Ik ben wel benieuwd hoe anderen hun eigen leerproces ervaren als ze gebruik maken van deze middelen. Misschien leuk om hier op te reageren.

Bij het opruimen van mijn computer om wat extra ruimte te krijgen, kwam ik nog een spel tegen dat ik in Excel ooit had gemaakt: de Japanse puzzel. Voor mij aanleiding om te kijken of ik dit ook online kon zetten. Op deze manier kwam ik bij Editgrid uit. Ben benieuwd of ik hier net zoveel gebruik van ga maken als Slideshare of Scribd.

Op de weblog van Bryan Alexander, zag ik een berichtje over Scribd. Het online delen van documenten. Hij vergelijkt dit met slideshare. Op slideshare kun je online presentaties delen. Hier dus ook maar even gekeken en gezocht op web 2.0 en education. Dat leverde aardig wat hits op.

Hieronder wat resultaten

En zo gaat dit nog een tijdje door. Een mooie manier om documenten te delen. Misschien dat ik hier in het vervolg ook gebruik van ga maken.