Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Search Results on BETT

Afgelopen week ben ik, net als veel andere Nederlanders, naar de BETT in Londen geweest. Samen met collega’s van Hogeschool Utrecht hebben we twee dagen de BETT bezocht. We waren met een groep van 12 personen. Het was een gevarieerde groep die met verschillende invalshoeken naar de zelfde BETT keken: vanuit het project Leven Lang Leren waren er mensen mee, vanuit het project Blended Learning, vanuit het project 4FF (zie video en presentatie hieronder) en vanuit de Beleidsgroep ICT en Onderwijs van de Faculteit Educatie. Vanuit die laatste groep mocht ik aansluiten bij het gezelschap.


 

In deze blogpost ga ik verder in op onderwerpen die er voor mij uitsprongen. Dat zijn: ICT en speciaal onderwijs, ICT en rekenen, digibordgebruik, ICT in de onderbouw, ICT en techniek ICT en creativiteit en tot slot de MOOC’s.

ICT en speciaal onderwijs
De laatste jaren probeer ik steeds meer zicht te krijgen op de mogelijkheden die ICT biedt op het gebied van speciaal onderwijs. Wat me dit jaar opviel op de BETT was dat er veel aanbieders waren die zich richten op de sensomotorische ervaringen van leerlingen. De volgende bedrijven zag ik daar staan: Sensory Guru, Clarity, iansyst en RM Education SpaceKraft. Om met die laatste te beginnen (SpaceKraft): daar heb ik een dik boekwerk van meegenomen vol materialen die gericht zijn op de sensomotorische ervaringen. Hun brochure is onderverdeeld in multi-sensory environments, portable multi-sensory solutions en multi-sensory resources. In de multi-sensory rooms speelt kleurig licht, geluid, beweging en tast een belangrijke rol. In de video hieronder krijg je een idee van hun materialen.

ICT en rekenen
Vanuit het voorbereiden van promotietraject over de integratie van ICT in de lerarenopleiding en specifiek gericht op rekenen, ben ik ook geïnteresseerd in de rekensoftware. Er zijn er op de beurs weer veel te vinden: Maths-Whizz, Number Shark, Mathland, MonkeyTales en Classroom professor Gadgets.

Maths-Whizz




Leerlingen krijgen inzicht in het oplossen van sommen.

MonkeyGames

Leuke 3D-game. Leerlingen moeten alleen opdrachten maken en krijgen hierbij verder geen uitleg. Dit geven ze op de website zelf ook aan.

Digibordgebruik
Het bedrijf ICT-Direct uit Engeland liet zien hoe je zelf een digitale tafel (multi touch table) kunt maken voor een fractie van de prijs die je bij de commerciële aanbieders er voor betaald. Het project, genaamd project touch, is voor het eerst gepresenteerd op de BETT.

Ben benieuwd welke school in Nederland hiermee aan de slag gaat.

Bij zowel Promethean als SMART waren nieuwe versies van de digitafel te bewonderen. Hieronder de tafel van SMART.

Nog een tafel van het bedrijf Digital Nursery.

Tot slot nog het bedrijf CyberScience 3D dat mooie 3D afbeeldingen maakt voor het digibord. Daar zou een Nederlands bedrijf een mooie vertaling aan kunnen geven naar mijn idee.

Hetzelfde doet ook 3D Hub.

ICT in de onderbouw
Ik heb deze keer niet zoveel opgemerkt dat geschikt was voor ICT in de onderbouw. Iets dat ik er wel aardig uit vond zien, alhoewel voor de mogelijkheden misschien te prijzig, waren de StoryPhones. Robuuste koptelefoons waar kinderen eigen verhaaltjes of aangeleverde verhaaltjes op kunnen beluisteren. Ben benieuwd hoe kleuterjuffen hier over denken.

De koptelefoons zelf

De opnameapparatuur

ICT en techniek
Onder ICT en techniek versta ik tot nu toe (ik ben gewoon nog niet verder) robotica in al zijn vormen. Ik heb de uitgebreide LEGO Education Catalogue meegenomen. Daarin zag ik dat de NXT-software wordt opgevolgd door de EV3-software. Deze software is nog meer ontwikkeld met het onderwijs in gedachten. De software is nu ook uitgerust met duidelijke handleidingen en instructies. Ook heb ik nog eens goed kunnen kijken naar de WeDo software. Dat is programmeren voor jonge kinderen. Daar wil ik ook wel een set van op school hebben!

Andere programmeersoftware die op dezelfde visuele manier werkt is Flowol. Bij dit programma kun je onder andere werken met zogenaamde mimics: interactieve plaatjes die je opdrachten kunt geven. Zie deze videopagina voor een voorbeeld.
Ook fischertechik liet zien op welke manier je kon werken aan STEM (Science, Technology, Engineering and Mathematics). Maar daarvan is de doelgroep vooral VO en hoger. Verder kon je nog de NAO bewonderen (mmaar ook voor VO).

Meest aparte vond ik de EMOX, the Augmented Robot, die in staat is om gevoelens af te lezen. Zie onder andere deze foto die ik ook op mezelf heb toegepast zien worden. Voor het basisonderwijs zag ik hier nog geen mogelijkheden voor.

ICT en creativiteit
Veel aanbieders waren er voor de animatiesoftware. Zoals zo’n beetje elk jaar moet ik zeggen. Bedrijven die er voor mij uitsprongen waren: StopMotionPro, HUE animation studio en Zu3D. Deze laatste vond ik voor het basisonderwijs het meest toegankelijk. Niet qua prijs welk qua lay-out en gebruiksgemak.

MOOC’s
De BETT was ook een goede gelegenheid om lezingen bij te wonen over ICT en Onderwijs. Een lezing heb ik bijgewoond. Die van Curtis J. Bonk over MOOC’s. MOOC staat voor Massive Open Online Courses. Na zijn lezing werd me wel duidelijk dat dit acroniem maar gedeeltelijk zijn naam waar maakt. Tenminste als je onder Open ook Gratis verstaat.
In zijn lezing ging Bonk in op strategieën bij het opzetten van een MOOC, type MOOC’s, business plannen achter MOOC’s (hoe verdien je er geld aan) en tips voor degenen die een MOOC modereren. Zijn website biedt een overdaad aan informatie. Dus zeker de moeite waard om eens naar te kijken.

Had nog niet de foto’s geüpload die ik op de BETT heb gemaakt. Bij deze. Verder nog een paar punten die ik de vorige post was vergeten.
1) Phun heet nu Algodoo. Het is het natuurkundeprogramma voor op het digibord.

2) Stephen Heppell had ook nog een klein optreden op de BETT. Zijn interesse gaat onder andere uit naar de fysieke leeromgeving. Hier een voorbeeld van ingenium.

3) De foto’s



Dit jaar weer naar de BETT gegaan in Londen. De laatste keer dat ik hier over schreef was in 2007. Deze keer ben ik alleen zaterdag naar de beurs geweest omdat ik door de week geen tijd had.
Van te voren had ik bedacht dat ik zeker zou gaan kijken naar informatie over Special Needs. Dat is een onderwerp waarvan ik zelf vind dat ik me er nog meer in mag verdiepen. In een eigen hoek waren verschillende producenten van materiaal voor deze groep bij elkaar gezet. Een aantal producenten waarvan ik de folders heb aangenomen zijn:
TAP-IT
Tap -it: Touch Accessible Platform for Interactive Technology. Stevige borden met software die er voor zorgt dat mensen met weinig controle over spieren toch met computer kunnen werken.
Nyoyn
Nyoyn: met soundsteps en nebula. Niet direct ontwikkeld voor speciaal onderwijs maar komt wel tegemoet aan bewegingsdrang van kinderen. Vind ik in het rijtje passen van de dansmat (met denkstapsprong) en de swinx.
Skoog
Skoog. Een muziekinstrument in de vorm van een rubberen kubus met gekleurde zachte bulten. Hilarisch apparaat waarmee je ook zonder controle over handen en vingers muziek kunt maken.

Proloquo2go
Proloquo2Go van AssistiveWare waarmee je met behulp van pictogrammen verstaanbaar kunt maken. Nederlands bedrijfje dat vooral Engelse markt bedient. En alleen software ontwikkelt voor de Mac.

SprintPlus
SprintPlus: hulpsoftware voor mensen met dyslexie. Mooi en simpel werkend systeem dat geïntegreerd kan worden in Word en in eigen tekstverwerkingsprogramma zijn werk doet.

Verder vielen met nog wel een paar dingen op:

  • Er komt steeds meer aanbod rondom digitale 3D-leermaterialen.
  • Multitouch voor digiborden wordt steeds normaler
  • tabletcomputers zullen een steeds grotere rol gaan spelen
  • Digitaal leermateriaal neemt steeds uiteenlopender vormen aan

Dat laatste punt zal ik nog iets verder toelichten. Het is allang niet meer zo (als dat ooit al zo geweest is) dat we onder een computer verstaan: desktopcomputer met CRT-schem, los toetsenbord en muis (wel met een draadje eraan). Maar het is inmiddels ook niet meer zo dat we er alleen alles tussen een smartphone en een iMac (met 27 inch scherm) onder kunnen scharen (met daartussen de: PDA, netbook, tablet, netbook, laptop). Tegenwoordig komt het digitaal leermateriaal als tafel, slimme blokjes (of Tiktegel) en blokken.

Creativiteit
Op het gebied van creativiteit was er meer dan genoeg aanbod. Een paar aanbieders die me opvielen (of waarbij ik niet snel wegrende omdat ze me een zoveelste foldertje probeerden aan te smeren) waren: Zu3D (stop-motionsoftware), moviestorm (3D-animatiesoftware) en 1Clone4 (3D-animatie). Waarbij de pakketten als ik het zo snel bekijk in volgorde van complexiteit staan.
Twee voorbeelden van hardwarepakketten op dit gebied zijn Planet Moviebox (een complete televisie- filmset in een grote kist) en SchoolRadio (waarbij je een complete geluidsstudio krijgt aangeleverd).

Indruk van BETT 2011
Veel van de zaken die ik heb gezien kwamen me bekend voor (gelukkig maar). Prettig vond ik het om ze te kunnen uitproberen. Dat vind ik dan een meerwaarde van de beurs. Ook de gesprekken met de standmensen zorgt ervoor dat ik een iets beter beeld krijg van het product (ik acht me wel in staat om door de verkooppraatjes door te luisteren:-)).
Voorgaande jaren ben ik met een groep gegaan en dit keer alleen (had geen tijd deze week). Dat is natuurlijk wel jammer omdat je de gesprekken over toepassingen van ICT in het onderwijs nu niet hebt. Hopelijk maak ik dat weer goed als ik zelf op de NOT sta eind januari (we staan voor WikiKids dan bij Kennisnet op de stand).

Even een berichtje tussendoor van de BETT van vorig jaar. Ik zag dat ICT op school dit jaar een interview heeft gehouden met de mensen van LEGO. Heel leuk. Vorig jaar had ik hier ook een interview mee. Misschien ook nog even leuk om te horen. De onderstaande podcast is wel zo’n half uur lang en er komen nog meer onderwerpen aan bod.

Je komt vooral alles te weten over de First Lego League.

Zelf heb ik mijn BETT-foto’s op flickr gezet. Ik heb getagged met BETT2007. Anderen hebben dit ook gedaan. Maar volgens mij is er geen gezamenlijke tag afgesproken of voorgesteld door de organisatie. Met een beetje zoeken in flickr (bett en data gecombineerd) kom ik tot 237 foto’s. Als ik zoek op BETT2007 kom ik bijna alleen mijn eigen foto’s tegen. En BETT 2007 levert meer hits weer op.

Mijn slideshow is hier te vinden.

bett2007_donderdag_001

Op YouTube levert de zoekactie BETT 2007 zes filmpjes op waarvan er twee echt over de BETT gaan. De rest heeft er weinig mee te maken.

BETT 2007

Van woensdag 10 januari tot en met vrijdag 13 januari heft ABZHW ook dit jaar weer de studiereis naar de BETT in Londen georganiseerd. Dit jaar gingen er zo’n 180 mensen mee. (Maak hier de reis nog een keer in Google Earth)
De woensdag stond in het teken van de reis naar Londen en de rondetafelgesprekken. Hier waren twee rondes. In de eerste ronde mochten Harry Spoelstra en ik een presentatie houden over WikiKids. Het was leuk om hier te vertellen waar we mee bezig zijn. De presentatie hieronder hebben we tijdens deze bijeenkomst gebruikt.

Een onderdeel van de presentatie gaat over de vraag of WikiKids ook gevaarlijk is. Niet alleen als teaser gebruikt maar ook om aan te geven dat als je met WikiKids gaat werken je leerlingen bewust moet maken van een aantal zaken: mediawijsheid zou het genoemd kunnen worden. Het gaat bij WikiKids om:

  • Verkeerde informatie;
  • Kopiëren en plakken van teksten;
  • Gebruik van auteursrechtelijke afbeeldingen;
  • Aanmaken van vreemde pagina’s;
  • Online pesten.

Nu is WikiKids nog vooral een plek waar leerlingen informatie neer kunnen zetten. Ik hoop dat het over een tijd geschikt is om ook informatie te halen. Nu we in deze fase zitten denk ik dat het vooral de rol van de moderatoren belangrijk is in bovenstaande punten. Zij zullen bijvoorbeeld in de gaten moeten houden of er geen teksten en afbeeldingen van andere pagina’s gekopieerd en geplakt worden. Ik ben blij dat ik kan zeggen dat dit ook gebeurt.

Als ik het over moderatoren heb dan is dit niet helemaal gelijk aan de moderatorenrol zoals die op Wikipedia ingevuld wordt. Ik zie leerkrachten die met leerlingen aan de slag gaan namelijk ook als moderatoren. Deze leerkrachtmoderatoren begeleiden leerlingen in de klas als leerlingen aan een artikel werken. Dus voordat een artikel op WikiKids komt te staan. In deze fase moeten leerkrachtmoderatoren duidelijk maken wat wel en niet kan. Dat komt aardig overeen met de punten die ik hierboven heb genoemd:

  • Leerlingen moeten hun informatie checken voordat ze het op WikiKids zetten
  • Leerlingen moeten hun informatie in hun eigen woorden opschrijven
  • Leerlingen moeten toestemming vragen als ze afbeeldingen van iemand anders willen gebruiken
  • Het aanmaken van vreemde pagina’s is niet toegestaan
  • En op online pesten staat een onmiddellijke blokkering

Als ik het in tips op zou schrijven aan leerlingen zouden dit de volgende zijn:

  • Heb je de informatie gecheckt die je op WikiKids wilt zetten?
  • Heb je de informatie in je eigen woorden opgeschreven?
  • Heb je toestemming voor het gebruik van afbeeldingen van iemand anders?
  • Past het onderwerp wel in WikiKids?
  • Val je anderen niet lastig met wat je op WikiKids zet?

Op donderdag stonden de schoolbezoeken centraal. ’s Morgens zijn we naar het Kingwood City Learning Center gegaan. Er zijn zo’n 300 van deze centra in het land. Ze zijn opgezet om ICT te stimuleren. Ze maken gebruik van een zogenaamd TRIO-model. Een cursus heeft daarin de volgende opbouw: de medewerkers geven aan de leerkrachten een cursus op het centrum, de medewerkers geven een cursus aan de leerlingen (de leerkracht van de klas zit achterin) en tenslotte geven de leerkrachten de les aan de leerlingen (de medewerker van het centrum zit achterin). Dit model kent een groot nadeel: alle professionalisering vindt plaats in het centrum. In de school zelf gebeurt niets. We hebben hier een paar groepen aan het werk gezien: leerkrachten die bijscholing kregen in het gebruik van muziek en ICT en leerlingen die in Flash aan het programmeren waren.
Tenslotte hebben we een video-conferentie gehouden met Mike Griffith, directeur van Global Leap, een organisatie die het gebruik van video-conferencing in de klas ondersteunt. Ik vind dit wel speciaal. Een aparte organisatie voor dit deel van het ICT gebruik in de klas.

Op vrijdag stond het bezoek naar de BETT centraal. Dit jaar wilde ik vooral kijken naar de mogelijkheden van GIS-software en video-gebruik. GIS staat voor Geografische Informatie Systemen. Ik ben al een tijd bezig met de mogelijkheden van Google Earth en was benieuwd wat producenten van GIS-software van Google Earth vonden. Zoals je je kunt voorstellen waren ze niet echt heel erg te spreken hierover. Interessant vond ik de presentatie van David Mitchell van de Geographical Association.

Hij haalde in zijn presentatie een definitie van Diana Freeman aan: GIS heeft te maken met kaarten op de computer waar je data aan toe kunt voegen. Kaarten, computer en data staan dus centraal. Hij liet een paar eenvoudige manieren zien waarop je dat met bijvoorbeeld Google Earth voor elkaar kon krijgen.

Nu wist ik de meeste zaken al wel maar vond ik het verhelderd om te zien hoe hij met specifieke kaarten opdrachten voor leerlingen op zette. Daar ga ik de komende tijd ook mee aan de slag: wat moeten leerlingen precies weten van GIS in het basisonderwijs, welke mogelijkheden biedt Google Earth hiervoor, welke andere programma’s zouden gebruikt kunnen worden voor GIS. Ik weet van het bestaan van de website edugis.nl.

Die site zit gedegen in elkaar maar richt zich in principe op de middelbare school. Ik denk dat je ook goed met leerlingen van de basisschool hiermee aan de slag kunt. Een voorbeeld dat ik (trouwens niet voor basisschoolleerlingen) tegenkwam op de Google Earth Blog (aanrader) moet ik hier ook nog echt even noemen: Upper Green Valley Enviromental Issues. Het gebruik van Google Earth (onder andere) om te ver doorgevoerde industrialisering duidelijk te maken:

Programma’s die ik (ik zei het vorig jaar ook al, en ik hoop dat ik er nu echt aan toekom) nog verder wil bekijken zijn:

Zoals gezegd moet ik me nog verder verdiepen in de GIS-vaardigheden die basisschoolleerlingen moeten behalen. Ik heb wel het vermoeden dat de GIS-vaardigheden voor basisschoolleerlingen redelijk beperkt is. Misschien dat Google Earth voldoende is. Misschien dat Google Earth een goede start is en dat een apart pakket hier verder in kan gaan. Het grote voordeel van Google Earth is dat het een ontzettend aantrekkelijk programma is. En dat kan ik van de meeste GIS-pakketten nu nog niet zeggen (maar ik moet me nog meer verdiepen).

Zaterdag was de laatste dag. Tijd voor nog een bezoekje aan de BETT of een dagje Londen.

Deze week was ik op de BETT in Londen. Het was al weer een aantal jaar geleden dat ik hier was. Deze keer was ik niet met een groep maar in mijn eentje gegaan. Mijn aandacht ging dit keer vooral uit naar materialen die geschikt zouden kunnen zijn om te gebruiken in het kader van mijn promotietraject (het programmeren van apparaten). Er is veel materiaal te vinden dat hier misschien voor in aanmerking komt. Ik twitterde hier al over. Ik maakte daarbij al een indeling van verschillende soorten materialen. Die indeling is niet helemaal uit de lucht komen vallen. Ik ben hierbij getriggerd door Blikstein (2015) die materialen, die gebruikt worden bij physical computing, indeelt op drie niveaus van abstractie:

  1. Op niveau 1, het niveau waarbij het meest zichtbaar is gemaakt, heb je inzicht in de elektronisch ontwerp de manier waarop de printplaats is gemaakt, het solderen en het programmeren in low level talen zoals C++.
  2. Op niveau 2, is de elektronica, zoals breadboards, weerstanden en losse kabeltjes, zichtbaar en wordt gebruik gemaakt van Mid-level programmeertaal.
  3. Op niveau 3, wordt alleen gekeken naar de sensoren en actuatoren en wordt geprogrammeerd in een high level programmeertaal (zoals Scratch).

Schermafbeelding 2019-01-25 om 11.23.27

Zijn indeling geeft een framework voor ontwikkelaars van materialen van physical computing. Dit framework kwam tot stand door zijn studie naar de verschillende generaties van materialen die op dit gebied zijn langsgekomen. Heel in het kort hierover (want ik wilde niet het artikel hier gaan bespreken):

  1. Generatie 1: Pioneers of physical computing (LEGO/Logo, Braitenberg Bricks, and Programmable Bricks)
  2. The second generation: Conquering the World (Crickets, Programmable Bricks, and BASIC Stamp)
  3. The Third Generation: Broadening Participation and Accessing New Knowledge Domains (GoGo Board, Phidgets, Wiring, and Arduino)
  4. The Fourth Generation: New form factors, new architec tures, and new industrial design (Pico Cricket, Lilypad, Topobo, Cubelets, LittleBits)
  5. The Fifth Generation: Single board computers (Raspberry Pi, PCDuino, Beagle Board)

Bij elke generatie hebben de makers andere doelen voor ogen die ze met hun materialen willen bereiken. Zo hebben de makers van de eerste generatie het volgende voor ogen:

In the best tradition of constructivism and developmental psychology, these schol- ars were not interested in turning children into engineering prodigies or in increasing enrollment in engineering schools, or even in preparing students for careers in STEM. Rather, they were interested in seeing how these new tools would change how all children expressed their ideas [Granott, 1991], and not only the more technically inclined.

Als je kijkt naar de materialen die ik dit jaar op de BETT tegenkwam dan vallen die te koppelen aan een van deze abstratielagen en generaties (met verschillende doelen). Daarbij zie je ook veel klonen van al bestaande materialen. En soms ook handige oplossingen die de overgang van de ene laag van abstractie naar de andere laag van abstractie mogelijk maken.

Ik zou hierbij trouwens nog een laag 4 en 5 bij kunnen bedenken. In laag 4 komen de complete robots te staan. Het enige waar de leerlingen zich op moeten focussen is het programmeren van de apparaten. De BeeBot is hiervan een voorbeeld. In laag 5 plaats ik dan de unplugged lessen. Programmeren zonder computer of apparaten. Ook deze lagen hebben hun eigen doel. In laag 4 leren kinderen op een laagdrempelige manier kennis maken met programmeren. In laag 5 laat je kinderen kennis maken met de principes van programmeren.

Deze schattige maar dure robots zijn klonen van de BeeBot en vallen dus in laag 4.


Ook de Matatalab is hiervan een voorbeeld (die is afgekeken van de Cubetto):

In mijn eerdere post van vandaag verwijs ik naar de CSTA-standaarden waar de SLO zich op baseert als het gaat om Computational Thinking (CT). Deze standaarden zijn in 2011 geformuleerd. CT is een onderdeel van computer science (CS) en CS bestaat naast CT uit: Collaboration, Computer Practice and Programming, Computer and Communication Devices, Community, Global and Ethical Impacts.

In het document van 2011 beschrijven ze het belang van CT als volgt:

We believe that computational thinking (CT) can be used across all disciplines to solve problems, design systems, create new knowledge, and improve understanding of the power and limitations of computing in the modern age. The study of computational thinking enables all students to better conceptualize, analyze, and solve complex problems by selecting and applying appropriate strategies and tools, both virtually and in the real world.

In het document van 2016, dat nog in conceptversie online staat wordt computational thinking niet meer als een apart onderdeel genoemd. De indeling die in dit document wordt aangehouden is: Computing Systems, Networks and the Internet, Algorithms and Programming, Data and Analysis, and Impacts of Computing.

Over computational thinking wordt in deze versie gezegd:

We believe that computational thinking is a problem solving methodology that expands
the realm of computer science into all disciplines, providing a distinct means of
analyzing and developing solutions to problems that can be solved computationally.
With its focus on abstraction, automation, and analysis, computational thinking is a
core element of the broader discipline of computer science and for that reason it is
interwoven through these computer science standards at all levels of K–12 learning.

CSTA kiest hier dus voor de lijn om CT te integreren in CS. Ben benieuwd hoe SLO en Kennisnet tegen deze verandering aankijken…

Ga in januari naar Londen om BETT te bezoeken. Vrijdag kom ik aan en bezoek zaterdag de beurs. Rekenvraag daarom voor deze website:

  • Welke waardering vind ik het meest betrouwbaar?
  • Betekent het ook dat als meer mensen een hotel beoordelen de beoordeling dan ook hoger is (als meer mensen er naar toe gaan dan zou het wel een goed hotel moeten zijn)?
  • Waar krijg ik het meeste “hotel” voor mijn geld?

In het hoofdstuk Nieuwe structuren behandelt Jarvis 5 onderwerpen:

  • De link verandert alles
  • Doe wat je het beste kunt en link naar de rest
  • Sluit je aan bij een netwerk
  • Wees een platform
  • Denk gedecentraliseerd

In de link verandert alles geeft Jarvis aan wat de kracht is van links op internet. Je bent zo binnen de kort mogelijke tijd verbonden met elkaar. Via de link is alles te vinden. En als je alles een uniek adres geeft (de permalink) kun je elkaar gemakkelijk weer vinden.

Doe wat je het beste kunt en link naar de rest.

Omdat de link zo gemakkelijk is kun je je concentreren op wat jij het beste kunt doen. Voor de rest verwijs je door naar anderen. Jarvis geeft aan dat een krant hier gebruik van zou kunnen maken. Het hoeft voor de lezer niet alles nog een keer te vertellen in 1 artikel maar kan gemakkelijk verwijzen naar eerdere of andere artikelen. Jarvis geeft aan dat dit specialisatie, kwaliteit en samenwerking zal stimuleren.

Sluit je aan bij een netwerk

Jarvis geeft aan dat het internet korte metten maakt met oude bedrijfswaarden als: bezitten van klanten, beheren van distributie, maken van exlusieve deals, concurrenten buitensluiten. Het internet biedt openheid en stimuleert samenwerking. Internet maakt contacten gemakkelijker. De contacten op zich zijn ook waardevol.

Jarvis haalt de manier waarop Google met advertenties omgaat aan als voorbeeld hoe je gebruik kunt maken van het netwerk. Google plaats geen advertenties op de startpagina www.google.nl (of .com) maar op alle websites die het indexeert.  Google ondersteunt het netwerk door het aanbieden van content en functionaliteit: Google Maps, YouTube enzovoort.

Veel geld vragen om deel te  mogen nemen aan zo’n netwerk is niet verstandig. Je kunt beter je netwerk maximaal laten groeien zodat het daardoor zijn waarde krijgt en concurrenten geen kans krijgen.

Wees een platform

Om netwerken te stimuleren kun je platformen maken waarop netwerken bij elkaar komen. Op een platform help je anderen om waarde op te bouwen. Doordat anderen gebruik maken van jouw platform wordt je platform zelf ook weer waardevol. Voor het platform zelf betalen gebruikers niet. Gebruikers stel je in staat om verder te bouwen op het bestaande platform. De mashups die zo ontstaan levert weer nieuwe diensten op. Zodra veel mensen jou platform gebruiken kan die uitgroeien tot standaard wat je eigen platform weer versterkt. Het openstellen van je platform zodat anderen er verder op kunnen ontwikkelen heeft als voordeel dat je de kracht van iedereen gebruikt in plaats van alleen je eigen kracht.

Denk gedecentraliseerd

Probeer niet alle bezoekers naar 1 plek te krijgen maar probeer jezelf te verspreiden over het hele internet. Ga naar je klanten toe en verwacht niet dat ze naar jou toe komen. Googles advertenties kom je dus ook niet tegen op de homepage zelf maar op alle andere websites wel. Ook biedt Google widgets aan met toepassingen van andere bedrijven.

Een voorbeeld waarmee Google een standaard lijkt neer te zetten is met video op internet. Door het gemakkelijk verspreiden van YouTubefilmpjes is het videoformaat van YouTube zo’n beetje de standaard geworden voor het verspreiden van filmpjes.

Als anderen jouw content opnemen verspreid je daarmee weer je eigen naamsbekendheid.

Het opnemen van een widget van een bedrijf kan voordelig zijn als mensen via de widget die op jou site is opgenomen iets kopen bij dat bedrijf.

Verder gelezen

Jarvis noemt al veel voorbeelden van platformen waarvan je gebruik kunt maken. Maar er zijn natuurlijk meer. Een paar platformen waar ik gebruik van maak:

www.slideshare.net/: SlideShare is the world’s largest community for sharing presentations. SlideShare is a business media site for sharing presentations, documents and pdfs. SlideShare features a vibrant professional community that regularly comments, favorites and downloads content. Content also spreads virally through blogs and social networks such as LinkedIn, Facebook and twitter.

www.scribd.com: Scribd is the largest social publishing and reading site in the world. We’ve made it incredibly simple for anyone to share and discover informative, entertaining and original written content on the web and mobile devices. Our vision is to liberate the written word, to connect people and organizations with the information and ideas that matter most to them.

www.linkedin.com: Your professional network of trusted contacts gives you an advantage in your career, and is one of your most valuable assets. LinkedIn exists to help you make better use of your professional network and help the people you trust in return. Our mission is to connect the world’s professionals to make them more productive and successful. We believe that in a global connected economy, your success as a professional and your competitiveness as a company depends upon faster access to insight and resources you can trust.

www.blogger.com: Met Blogger kun je op eenvoudige wijze je gedachten en je mening over actualiteiten, je leven of andere interessante onderwerpen met de rest van de wereld delen. We hebben een heleboel functies ontwikkeld om het bloggen zo eenvoudig en effectief mogelijk te maken.

www.twitter.com: Twitter is a real-time information network powered by people all around the world that lets you share and discover what’s happening now.

Bij het ene platform is het de bedoeling om inhoud te verspreiden op andere sites. Bij andere juist weer om mensen samen te brengen en samen te werken.

Voor het onderwijs

Welke platformen zijn er in het onderwijs? En zorgt het onderwijs dat ze ook overal gevonden kunnen worden? Onderwijsmensen maken gebruik van bestaande platformen (zoals Linkedin) en gebruiken bestaande middelen om zichzelf te verspreiden (zoals slideshare).

Platformen speciaal van het onderwijs zijn er natuurlijk ook. Kennisnet biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid aan leerlingen en leraren om content te ontwikkelen op hun website in de vorm van de websitemaker (www.websitemaker.nl) en de webquestmaker (www.webquestmaker.nl). Ze bieden ook een platform om lessen met elkaar te delen in de vorm van Wikiwijs (www.wikiwijs.nl). Dan zijn er nog de communities (http://communities.kennisnet.nl/).  En dan is er nog het platform YURLS van Sipke Kloosterman: http://www.yurls.net/. Aardig om te zien dat dit zowel als startpagina gebruikt wordt (overzicht: http://overzicht.yurls.net/index.php?mod=yurlspage&pageId=28213) en als manier om webwandelingen (en dergelijke) op te maken: http://webje.yurls.net/. Vanuit Vlaanderen komt er een nieuw platform onze kant op: www.klascement.nl/.

Worden er door het onderwijs ook widgets of andere toepassingen gemaakt die je op je eigen site kunt gebruiken? Er is een widget van de HBO-kennisbank: http://www.widgetbox.com/widget/hbo-kennisbank. Op deze pagina van Kennisnet vond ik nog een paar widgets: http://syndicatie.kennisnet.nl/algemeen/widgetsengadgets. Dit zijn widgets waarmee je op je computer of via je eigen website kunt zoeken in andere databases.

Vraag: Wat ik nog niet ben tegengekomen zijn onderwijssites die er voor zorgen dat je je eigen inhoud kunt verspreiden middels embed-code of mashups. Als iemand ze kent hoor ik het graag.