Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged velon

Dit zijn termen die iets meer duidelijkheid moeten scheppen in het gebruik van ICT in de lerarenopleiding. De term is afgeleid van de term die ik Anja Swennen (2010) van Onderwijscentrum VU hoorde bezigen in een presentatie over de ontwikkeling van lerarenopleiders: tweede orde leraren. Dat zijn leraren die leraren opleiden. In haar presentatie geeft Swennen aan dat de term is afgeleid van Murray & Male (2005). In het artikel Becoming a teacher educator: evidence from the field (2005) benoemen Murray & Male dit als first order en second order practitioner. Lunenberg en Dengerink (2011) geven het in hun artikel What is specific to the teacher educator’s profession? als volgt weer:

To clarify the distinction between the work of teachers and teacher educators, Murray introduced the terms first- and second-order teaching (cf. Murray & Male, 2005). With first-order teachers, we speak of teachers working with pupils. With second-order teaching, we speak of teacher educators working with student teachers who in turn will be working with pupils. So, what we have here is a stratification. From the research of Murray & Male, it becomes apparent that working with adult learners, knowledge of learning styles of student teachers, being able to structure adult learning, and the ability to recognize the potential of students can be considered as characteristic for second-order teaching.

Wat is dan TPACK1?
Tpack1 houdt in dat ICT wordt ingezet als middel om de didactiek van de vakinhoud te ondersteunen en te verrijken zoals die op het po of vo moet worden onderwezen. Concreet voorbeeld hiervan is: studenten leren in het kader van het vak Nederlands dat ze leerlingen met een weblog teksten kunnen publiceren zodat het publiek dat de teksten leest groter is. Studenten leren ook dat ze leerlingen duidelijk moeten maken dat schrijven op het web andere eisen stelt aan de opbouw van een tekst. Tpack1 heeft dus betrekking op didactische inzet van ICT in het po of vo.

Wat is dan TPACK2
Tpack2 heeft betrekking op de opleidingsdidactiek. Een voorbeeld hiervan is dat een opleider aan studenten vraagt in het kader van het schrijven van een reflectie een weblog bij te houden. De opleider geeft feedback via de weblog. Studenten geven elkaar ook feedback via de weblog. ICT biedt op die manier ondersteuning bij het reflecteren.

Wat is dan TPACKkwadraat?
En dan tpackkwadraat. Dat houdt in dat een opleidingsdocent ICT inzet ter ondersteuning/ verrijking van zijn opleidingsdidactiek om vakinhouden over te dragen waarin hij aan studenten duidelijk maakt hoe zij ICT kunnen inzetten in het po/ vo voor zijn specifieke vakgebied. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat een opleidingsdocent de weblog inzet als procesverslag/ reflectiemiddel om studenten te laten beschrijven hoe zijzelf leerlingen met een weblog laten werken in het po/ vo in het kader van het vak Nederlands.

TPACKkwadraat zou je kunnen zeggen past bij het adagium teach as you preach en congruent opleiden. Het betekent niet dat opleiders in elke situatie ICT moeten gebruiken om duidelijk te maken hoe ze studenten ICT in hun onderwijs kunnen laten gebruiken. Het betekent wel dat een opleider in staat moet zijn om dit soort tpackkwadraat beslissingen/ overwegingen te kunnen nemen. Zover zijn we jammer genoeg nog lang niet in de lerarenopleidingen. Ik zie hier wel een taak voor het VELON om dit te stimuleren!

Bronnen
Lunenberg, M., Dengerink, J. (2011). What is specific to the teacher educator’s profession? opgehaald van http://www.kennisbasislerarenopleiders.nl/beroep-lerarenopleider.html op 1 december 2011
Murray, J., Maleb, T. (2005). Becoming a teacher educator: evidence from the field In: Teaching and Teacher Education 21 (2005) 125–142
Swennen, A. (2010). Wie zijn wij? De identiteit van lerarenopleiders. Opgehaald van: http://www.pwcontent.com/velon/VELONcongres2010/ op 1 december 2011.

De tweede dag van het VELON-congres begon (na een vroege-vogelsprogramma) met de uitreiking van de Gerard Willemsprijs.

Geert Willemsprijs

Deze prijs is bestemd voor de drie beste artikelen van het afgelopen jaar uit het VELON-tijdschrift. De derde prijs ging naar Ietje Pauw en Piet Hein van de Ven met het artikel “narratieve reflectie: leren van je stageverhalen“.  De tweede prijs was voor Mathea Simons en Elke Struyf met “Werken aan vakinhoudelijke expertise“. De eerste prijs was voor Hanneke Tuithof, Martine van Rijswijk, Ari de Heer, Larike Bronkhorst met het artikel “Schooladoptie” Dit laatste leek mij nog wel een mooie toetsvorm voor onze derdejaars studenten.

Lezing Gert Biesta

Na de prijsuitreiking volgde de lezing van Gert Biesta, van Stirling University (Schotland) en de Universiteit Gent. Zijn lezing was getiteld “Het beeld van de leraar: Tussen waarheid en wijsheid”. In zijn lezing ging hij in op 5 punten:

  1. De leraar in beeld
  2. Het ‘ver-leren’ van het onderwijs
  3. De vraag naar het waartoe
  4. Oordelen en wijs worden
  5. Maakbaarheid, virtuositeit en het beeld van de leraar

Biesta geeft aan dat het beroep van leraar het meest zichtbare beroep ter wereld is en dat daarom ook zo veel mensen er een mening over hebben. De belangstelling kun je opvatten als erkenning van het belang van de lerarenopleiding maar ook als laatste schakel in de keten waar de overheid controle op wil hebben. Daarbij is het belangrijk, geeft Biesta aan, dat je duidelijk maakt wat centraal staat. Is dat het trainen van vaardigheden of het opleiden tot een beroep.

Onder het kopje ver-leren van onderwijs gaat Biesta in op de vraag over het spreken over competenties een neutraal begrip is of dat hier een bepaalde opvatting over wat onderwijs zou moeten zijn aan ten grondslag ligt. Biesta geeft aan dat ook maatschappelijke problemen hier een plek binnen krijgen. Ook wijst Biesta erop dat er vooral gesproken wordt over “leren”. Hij zegt:

het gaat er in het onderwijs niet om dat leerlingen leren . . .

Het gaat er om dat leerlingen iets, waardevols van iemand leren. De taal van leren is niet de taal van het onderwijs, zegt Biesta. Het is geen onderwijspedagogische taal. Hij noemt onderwijs een “een teleologische praktijk”. Het heeft een doel. Het is de taak van de leraar om een “oordelen te vellen over wat onderwijspedagogisch gezien wenselijk is t.a.v. uitkomst en proces”. Dat moet hij doen voor de drie doelen die onderwijs behelst: kwalificatie, socialisatie en subjectificatie (persoonsvorming). Een leraar moet kunnen oordelen wat in specifieke contexten goed is voor spefieke leerlingen. Wetenschappelijk bewijs voor wat goed onderwijs is, is hierbij niet voldoende.

Biesta gaat daarna in op de vraag wat voor soort “kunst” onderwijs is. Na een uitstapje naar Aristotoles concludeert hij dat onderwijs een “sociale kunst”  is. De vraag is niet niet “alleen hoe van a naar b, maar is b in deze situatie, voor dit kind, gegeven de omstandigheden, het meest wenselijke doel”

De vraag: hoe kunnen we praktisch wijs worden. We moeten, volgens Biesta, studenten opleiden tot virtuose leraren. Die zijn in staat om:”het vormen van virtuositeit in het vellen van onderwijspedagogische oordelen”. Die oordelen zijn “niet gebaseerd op wetenschappelijke waarheid maar georiënteerd op onderwijspedagogische wijsheid”.

Vierde ronde

Na deze stevige theoretische lezing was ik toe aan iets praktischer. Daarom ging ik naar de workshop DYNAMIND: Dynamisch mindmappen in gestructureerd vraaggestuurd leren. Zelf was ik al wel enigszins bekend met mindmappen maar vond het prettig om onder leiding van iemand die er veel ervaring met had (Harry Stokhof) hiermee aan de slag te gaan. We hebben onze eigen mindmap gemaakt naar aanleiding van het VELON-congres.

Vijfde ronde

De laatste bijeenkomst van het VELON-congres was ik aanwezig bij de (korte) presentatie van Ietje Pauw over Narratief ontwerpgericht onderzoek: het eigen verhaal als startpunt voor onderzoek. De titel dekte goed de lading want dat is ook precies wat ze doen. De verhalen van studenten als uitgangspunt nemen voor onderzoek. De KPZ traint de studenten het eerste en tweede jaar intensief op het schrijven van verhalen om zodoende te komen tot goeddoordachte aanleidingen op het eigen onderzoek.

Excellente leraren

Het VELON-congres sloot af met de lezing van Geert ten Dam, voorzitter van de Onderwijsraad. Zij ging in op de vraag wat “excellente leraren zijn”. Excellente leraren wil de Onderwijsraad inzetten om het niveau van scholen te verhogen. Ze geven hiervoor drie aanbevelingen:

  1. wijs op iedere school de 5% beste leraren aan
  2. geef excellente leraren tijd en middelen
  3. zet excellente leraren in voor professionalisering en innovatie

De eerste dag van het VELON-congres zit erop. Een intensieve dag vol met interessante bijeenkomsten. Ik zal de bijeenkomsten waar ik bij aanwezig was beschrijven.

Eerste lezing

Na de opening was de eerste lezing van de dag door prof. dr. Nico Verloop van ICLON. De titel van zijn lezing luidde “De nieuwe kleren van de keizer”. Hij ging hierbij in op de vraag in hoeverre evidence based onderwijs (EBO) mogelijk is om uit te voeren in de praktijk. Dit sloot goed aan bij het thema van het VELON-congres: Het glazen huis, zicht op de maakbaarheid van de leraar. Kan een leraar als hij voorschriften krijgt om alle inzichten over het geven van goed onderwijs, ook goed onderwijs verzorgen?
Verloop legde uit hoe EBO is ontstaan. Dit was in Amerika door Nathaniel Cage in 1978, beschreven in The scientific basis of the art of teaching. Hierbij wordt uitgegaan van het model dat proceshandelingen van een leraar direct van invloed zijn op het product (leren van leerlingen). In 2001 wordt dit verder doorgepakt met de wet No Child Left Behind. Als reactie hierop laat Verloop Schön en Hargreaves aan het woord die zeggen dat “professioneel gedrag niet regelgeleid is” en dat “theorie als ‘voorschrift’ betekent deprofessionalisering van het beroep”. Theorie kan wel als inspiratiebron dienen voor het handelen van de leraar. Hij kan daardoor meer en genuanceerder zien in dezelfde situatie. Verloop zegt:

Zelfs als een grote hoeveelheid ‘effectieve variabelen’ beschikbaar zou zijn:
Gedrag van leraar is niet een soort optelsom van losse gedragscomponenten.

We zouden daarom niet zozeer proces product onderzoek moeten doen, zegt Verloop maar meer interpretatief onderzoek: “lessituaties exploreren en zodanig beschrijven en interpreteren dat die voor betrokkenen transparanter en beter te begrijpen worden.” Je bent dan niet op zoek naar wetmatigheden maar naar inzichten.

Eerste ronde
In de eerste ronde heb de presentatie bezocht van Stella van der Wal-Maris. Zij werkt op de Marnix Academie en doet een promotieonderzoek naar de academische student. Een onderdeel van haar studie is het in beeld brengen wat voor type student nu op zo’n traject afkomt. Daarvoor heeft ze een enquête afgenomen bij een verschillende Pabo’s waar academische trajecten worden aangeboden. Een opvallend verschijnsel vond ik in ieder geval dat zo’n traject minder mannelijke studenten trekt dan de reguliere opleiding. Het opzetten van een academisch traject is dus niet geschikt om meer mannen naar de Pabo te krijgen. Stella heeft in haar enquete gekeken naar motieven, verwachtingen, leeroriëntaties en leerconcepties. Bij de verschillende schalen heeft ze voornamelijk Rauin en Vermunt als theoretisch kader gebruikt.

Nog een paar opvallende resultaten uit haar enquete: theorie gericht op praktisch handelen scoort bij deze studenten hoog. Ook voorkeur voor onderzoek en innovatie scoort hoog. Wat juist laag scoort is het samen willen studeren. Deze student wil het liefste alleen aan de slag (gemeten aan het begin van de studie). Dit is een punt van aandacht want juist als zij een voortrekkersrol bij vernieuwingen moeten gaan spelen is het zaak dat ze teamspelers worden.

Staatssecretaris Halbe Zijlstra
Na de lunch was het tijd voor de toespraak van de staatssecretaris. Hij reageerde op het betoog van Maro Snoek waarin hij de dilemma’s beschrijft van de lerarenopleiding. Snoek vroeg zich af of er wel sprake is van Continious Professional Development. Of dat er niet een scheiding ligt in wat de overheid kan sturen (binnen de initiële opleiding) en wat de overheid aan de markt moet overlaten (de POST-HBO-opleidingen). Ook Raf Devos van de Vlaamse overheid reageerde hierop door aan te geven dat er meer aandacht moest uitgaan van de overheid naar de lerarenopleidingen in Vlaanderen. Die waren tot nu toe enigszins aan het lot overgelaten.

Lancering kennisbasis lerarenopleiders
Tijdens de bijeenkomst is ook nog de kennisbasis van lerarenopleiders gelanceerd. Hier wil ik in een aparte post nog een keer op reflecteren.

Tweede ronde
In de tweede ronde ben ik bij de workshop geweest met de titel “Professionaliteit in beeld: zicht op excellentie”. Omdat ik betrokken ben bij het opzetten van het excellentietraject op onze opleiding trok me dit zeer. Ellen van den Berg en Suasso de Lima de Prado leidden deze workshop. Die zat overigens prima in elkaar met activerende werkvormen. Voor het begrip excellentie gebruikten zij het theoretisch kader van Hattie. Hattie noemt 5 belangrijke kenmerken

  1. de excellente leraar kan essentiële representaties van het eigen vakgebied identificeren
  2. gericht op de begeleiding van het leerproces door interactie in de klas
  3. monitoren het leerproces en geven feedback
  4. zorgen voor aanwezigheid van affectieve (ondersteunings)mogelijkheden
  5. beïnvloeden de leeruitkomsten.

Deze punten zijn nog weer onderverdeeld. In de workshop hebben we concreet proberen te maken wat er onder die excellentiekenmerken schuil gaat. Hoe je dit in beeld kunt brengen. In het Twents Educatief Partnerschap verfilmen scholen de kenmerken van excellentie. Wij werden aan het werk gezet om een storyboard te maken van zo’n film.
De workshop deed mij achterblijven met de vraag: in hoeverre kunnen wij van studenten al excellentie verwachten?

Derde ronde
De laatste workshopronde van vandaag bezocht ik de presentatie van Jo Tondeur die kijkt naar strategieën om studentleraren voor te bereiden op educatief ICT-gebruik. Hij deed dit onderzoek met behulp van een overzicht van mogelijke strategieën samengesteld door Kay (Evaluating Strategies Used To Incorporate Technology Into Preservice Education: A Review Of the Literature, 2006):

  • integrating technology in all courses (44%, n=30);
  • using multimedia (37%, n=25);
  • focusing on education faculty (31%, n=21);
  • delivering a single technology course (29%, n=20);
  • modeling how to use technology (27%, n=18);
  • collaboration among preservice teachers, mentor teachers, and faculty (25%, n=17);
  • practicing technology in the field (19%, n=13);
  • offering mini-workshops (18%, n=12);
  • improving access to software, hardware, and/or support (14%, n=10);
  • and focusing on mentor teachers (13%, n=9).

In verschillende studies zijn meerdere strategieën met elkaar gecombineerd.

Kay concludeert dat: “It is concluded that more rigorous and comprehensive research is needed to fully understand and evaluate the effect of key technology strategies in preservice teacher education.”

Kortom: welke strategie nu het beste is, is nog niet duidelijk.

Ik heb een enquête opgesteld voor opleiders die zich bezig houden met ICT en onderwijs. Bedoeling van deze enquête is om in beeld te krijgen hoe ICT op de verschillende Pabo’s is geregeld en hoe opleiders hier tegen aan kijken. Resultaten van de enquete zullen worden meegenomen in de discussie rondom de kennisbasis van Pabo’s. Zelf ben ik lid van de groep generieke kennisbasis waarin ICT ook is opgenomen.

Verder vind ik het belangrijk dat opleiders zelf ook een beeld krijgen van hoe ICT en onderwijs is georganiseerd op andere Pabo’s. Welke overeenkomst en verschillen er zijn. Dit zorgt voor een verdere professionalisering van onszelf.

Het invullen van de enquête kost ongeveer een kwartier. De resultaten zal ik in ieder geval op mijn blog publiceren. Ook probeer ik de resultaten mee te nemen naar het VELON-congres waar ik op dinsdag 9 maart een workshop hou over het opleiden van leerkrachten van de toekomst voor de toekomst.

Via deze post hoop ik al een deel van de opleiders te bereiken. Met de vraag aan allen die dit lezen verder het te verspreiden onder opleiders die het niet op deze manier onder ogen komen.

Een filmpje over kinderen van de 21ste eeuw over de 21ste eeuw. Ben benieuwd wat de antwoorden van Nederlandse kinderen zouden zijn.


The decade according to 9-year-olds from allison louie-garcia on Vimeo.

In een kort gesprek met een van de Zweedse opleiders afgelopen week viel de term SITE-conference. Vandaag maar eens gekeken en ik moet zeggen: voor opleiders (maar ook leerkrachten basisonderwijs) interessant materiaal moet ik zeggen. SITE staat zoals in kop al staat voor: Society for Information Technology and Teacher Education.

Volgend jaar april is de volgende conferentie. Of ik daar naar toe zou kunnen gaan durf ik niet te zeggen. Maar online zijn ze ook op verschillende manieren te volgen. ZO houden ze een blog bij. En naast een journal hebben ze ook een online journal. Interessant om te lezen moet ik zeggen.

Ik vond er ook een model waarin, zoals ze het zelf zeggen:

three main components of teachers’ knowledge: content, pedagogy, and technology. Equally important to the model are the interactions between and among these bodies of knowledge, represented as PCK, TCK (technological content knowledge), TPK (technological pedagogicalknowledge), and TPACK.

Oftewel: een leerkracht moet beschikken over Technologische kennis, pedagogische kennis en vakinhoudelijke kennis en dit kunnen combineren.

Ik denk dat ik blad nog vaker ga lezen.

Gisteren kreeg ik het bericht dat ik nu echt ben geregistreerd als lerarenopleider. Ik ben er ongeveer een jaar mee bezig geweest en het is me goed bevallen moet ik zeggen. Het was voor mij een mooie aanleiding verder te verdiepen en te professionaliseren.


03-04-2009

Via deze plek daarom mijn dank aan iedereen (collega’s, peer-coach, peer-beoordelaars en studenten) voor hun bijdrage aan deze registratie. Ik ben er blij mee.

Afgelopen maandag en dinsdag ben ik samen met mijn collega’s van Hogeschool Domstad naar het VELOV/VELON-congres in Gent geweest. Het thema van dit congres was Botsende verwachtingen? De lerarenopleider als bruggenhoofd bij verandering. Het was een boeiend congres waar ik voornamelijk via Twitter bericht van heb gedaan (zoals sommigen gemerkt zullen hebben:-)). Het was een druk bezet congres waardoor ik het gevoel had na de eerste dag al een paar dagen bezig te zijn geweest.

Het congres begon inhoudelijk met een presentatie van Piet van Avermaet, directeur Steunpunt diversiteit en leren. Hij gaf aan dat diversiteit een modebegrip is. En, vertaald in mijn eigen woorden, ook dreigt te verworden tot een containerbegrip. En als containerbegrip de kans bestaat dat niet duidelijk is hoe en wanneer je met diversiteit om moet gaan. Hij wil uitgaan van een inclusief tweesporenbeleid: diversiteit tussen mensen en groepen, diversiteit in mensen en groepen en achterstanden wegwerken. Meer informatie is op de website te vinden.

In de eerste parallelsessie ben ik geweest naar een papersessie door Petra Ponte met als titel Doel, vorm en inhoud van actieonderzoek: een pedagogische-didactische uitdaging VELON-werkgroep Onderzoek. In een artikel uit 2002 (VELON) schrijft zij hier ook al over.
In deze sessie kwam ook nog een ander onderzoek aan bod waarbij studenten met leerlingen gingen rekenen en dit gingen onderzoeken. Hierbij kwam ook het begrip Fermi-probleem aan de orde:

…a problem in which realistic estimation and order-of-magnitude calculation are essential.

Vond ik een leuke invalshoek moet ik zeggen. Ik ga kijken of ik dit soort problemen ook in mijn rekenopdrachten in Sketchup kan verwerken.

In de tweede parallelsessie ben ik naar een presentatie van Ton Kallenberg gegaan. Hij presenteerde het DNI: Diagnotisch Niveau Instrument. Een manier om modules te beoordelen op HBO-niveau. Erg interessant om hier naar te kijken.

‘s Middags was er een paneldiscussie met de staatssecretaris Marja van Bijsterveldt, Frank vandenbroucke en mensen uit het onderwijsveld over een drietal stellingen. De meest opvallende uitspraak kwam van de staatssecretataris dat we eigenlijk studenten te veel laten reflecteren en dat er meer aandacht zou moeten zijn voor kennisgebieden. Een beetje tegen het zere been aan van een deel van de opleiders denk ik.

In de derde sessie werd onder andere het onderwerp repetory grid procedure geïntroduceerd (George Kelly). En dit werd gekoppeld aan de term “bumpy moment”. Deze vond ik zelf mooi passen in het rijtje: good practice en interesting practice. Ook mooi vond ik de manier waarop video werd gebruikt als reflectiemiddel. De student moest van de video-opnamen een storybord maken waarin de kern van de bumpy moment in beeld werd gebracht. Het gebruik maken van een storyboard zorgde ervoor dat het een afgebakend contextrijke informatiebron was geworden. Na aanleiding van het storyboard kon besproken worden hoe dit bumpy moment met andere handelingsalternatieven opgelost zou kunnen worden.

De dinsdag begon met een inspirerende keynote van Christopher Day die het had over “A passion for quality: Teachers who make a difference”. Wat ik de mooiste uitspraak vond uit zijn keynote was: Wat willen we opleiden: soul engineers or service providers?

Hij omschreef de kwaliteiten van een goede leraar als volgt:

  • technical and personal competencies
  • care and achievement
  • identity
  • emotional understanding
  • hope and resilience

En over identity gaf hij aan dat dit bestaat uit drie componenten:personal, professional en situated. En dat elke drie invloed uitoefenen op de leraar en zijn functioneren.

Nog een quote van hem:

it’s a hard life to be a teacher at your best

In de vierde parallelsessie op dinsdag was het lectoraat Kantelende Kennis aan de beurt. Wij behandelden het onderwerp De collectieve cyclus als bruggenhoofd tussen basisschool en opleiding. In een aparte post zal ik alle bijdragen van Hogeschool Domstad nog verder uiteenzetten.

De afgelopen tijd ben ik bezig geweest met het maken van een verzameldocument voor studenten van de eerste fase van de Pabo. Dit verzameldocument gaat over ICT en lesgeven en begeleiden. De bedoeling van het stuk is dat studenten zien wat de mogelijkheden zijn van ICT-gebruik binnen een les. Dit stuk heb ik nu af en is hier te downloaden.

In het stuk ga ik in op de doelen je kunt stellen voor een les en hoe ICT hieraan een bijdrage kan leveren, hoe je een inleiding van de les kunt versterken door ICT te gebruiken, hoe je binnen verschillende leergebieden ICT kunt toepassen en welke toetsmogelijkheden ICT biedt.

Bij het tot stand komen van dit stuk heb ik feedback gevraagd aan mijn collega’s op Hogeschool Domstad en van edubloggers. Ik wil iedereen hartelijk bedanken voor hun gegeven feedback. Adviezen heb ik zoveel mogelijk overgenomen. Wel heb ik keuzes gemaakt om een aantal zaken nog niet op te nemen. Zo vroeg André Mansen bijvoorbeeld waarom ik helemaal niet het digitale schoolbord had opgenomen. En vroeg Elke Das waarom ik zo weinig aandacht besteedde aan web 2.0.
Het werken met het digitale schoolbord ga ik behandelen in thema 4. Het volgende thema voor de studenten van de eerste fase. Dat staat in het teken van de organisatie. Daar vind ik het goed passen.
Met web 2.0 krijgen de studenten in de tweede fase nog meer te maken. Het zit er hier en daar al wel in maar in thema 6 komt het nog meer naar voren.

Ik ben benieuwd wat anderen van dit stuk vinden. Reacties zijn van harte welkom.

In het kader van de zelfbeoordeling Professionele ontwikkeling en Registratie tot Opleider van de VELON heb ik de afgelopen tijd gewerkt aan het tweede deel van mijn portfolio. Zie voor eerdere berichten ook het label VELON zoals je dit onder dit bericht aantreft. Concreet houdt dit in dat ik bezig ben geweest met het samenstellen van een verzameldocument voor de studenten van het eerstjeaars. Dit document dient als achtergrondmateriaal dat hen voorbereid op de kennis- en casustoets van thema 3. Dat thema gaat over lesgeven en begeleiden.

Het verzameldocument is (als eerste versie) nu klaar. Ik moet er nog studievragen aan toevoegen. Voor het thema moeten dan alleen nog de lessen ontworpen worden.

Het document is te vinden op deze plek.
Hieronder de inhoudsopgave van het document.


Het document is nog niet helemaal af. Feedback is van harte welkom. Missen jullie nog onderdelen? Zijn jullie het niet eens met de manier waarop sommige onderwerpen aan bod komen? Hoor het graag.