Gerard Dummer

Alles over Onderwijs en ICT.

Browsing Posts tagged webwijsheid

Bovenstaande termen wil ik onze tweedejaars studenten uitleggen. Dit in het kader van vakoverstijgend werken en ICT (thema 6). Probleem is dat de termen nogal wat overlap vertonen en op een aantal punten weer verschillen van elkaar. Laat ik hier eens voor mijzelf vaststellen wat ik er onder versta.

Eerst de definities zoals ik die in verschillende bronnen tegenkom:

Informatievaardigheden
In het rapport “Door de bomen het bos, informatievaardigheden in het onderwijs” (2005) geven de schrijvers de volgende definitie van informatievaardigheden:

Wij beschouwen hier informatievaardigheden als het vermogen om met informatie te
werken, dus alles wat te maken heeft met het zoeken, vinden, beoordelen en gebruiken
van informatie en de bijhorende technologie.

Ze komen tot deze definitie na het bespreken van verschillende omschrijvingen uit de literatuur.

Webwijsheid
In de brochure “Wat weten we over webwijsheid in het PO en VO” (2007) geeft Els Kuiper de volgende definitie:

Kritisch met internet omgaan betekent dan: in staat zijn om internetinformatie te lokaliseren, lezen, beoordelen, en verwerken.

Mediawijsheid
De definitie van de Raad voor Cultuur luidt:

Het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust, kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.

Hoe deze in samenhang te zien?

Volgens mij kun je op de volgende manier de termen in samenhang zien (en zal ik dus op die manier aan mijn studenten uitleggen). Informatievaardigheden en webwijsheid zijn naar mijn idee hetzelfde. Twee termen voor een belangrijk onderwerp.

Webwijsheid is gewoon de nieuwe term voor informatievaardigheden. Het is daarmee wel een inperking van de informatievaardigheden natuurlijk. De term impliceert dat je je alleen beperkt tot informatiebronnen op het web. Aan de andere kant zorgt de term er wel voor dat er extra aandacht wordt besteed aan de bijzonderheden van het internet. Als ik een keuze zou moeten maken tussen de twee termen dan wint voor mij informatievaardigheden. In mijn lessen zal ik aangeven dat met informatievaardigheden en webwijsheid in principe hetzelfde wordt bedoeld maar dat informatievaardigheden breder is dan webwijsheid.

En dan de term mediawijsheid? De definitie die de Raad voor cultuur hanteert vind ik erg breed. Wat ik hier vooral uithaal is het “actief bewegen”. Actief bewegen betekent voor mij dat leerlingen niet alleen consumeren maar ook produceren. Dus niet alleen werken met informatie die anderen hebben gemaakt maar zelf ook informatie produceren.

In een presentatie die ik op 12 maart 2008 op de docentendagen van Beeld en Geluid heb gegeven heb ik het onderwerp binnen het kader geplaatst van digitaal werkstukkenonderwijs. Mediawijsheid richt zich op de volgende media: tekst, beeld, video, geluid, animaties, multimedia, games (en robotica) en applets. Bij al deze verschillende media kun je de aloude vragen vanuit begrijpend lezen stellen:

  • Willen ze me informeren?
  • Willen ze me aan het denken zetten?
  • Willen ze me overtuigen?
  • Willen ze me iets laten doen, activeren?
  • Willen ze me amuseren?

De manier om daar achter te komen, is de conclusie die ik trek uit “actief bewegen”, is door zelf te produceren.

Dus kinderen zelf:

  • Artikelen laten produceren op bijvoorbeeld een weblog of wiki
  • foto’s voor een folder te laten maken
  • een video te laten produceren
  • een animatie van de werking te laten maken
  • een website laten samenstellen
  • een game te ontwerpen

Of het zelf maken van een applet mogelijk is, betwijfel ik maar misschien kent iemand een omgeving waarin dat kan.

Hoe passen de termen nu binnen vakoverstijgend werken? ICT biedt mogelijkheden binnen vakoverstijgend werken:

  • Om een onderwerp te introduceren (Introductie)
  • Om kinderen te laten onderzoeken
  • Om te discussiëren en overleggen
  • Om te presenteren

Informatievaardigheden en webwijsheid komt naar voren in de fase van onderzoeken. Mediawijsheid komt vooral naar voren binnen de fase van presenteren. Hoewel hier natuurlijk ook nog overlappen in aanwezig zijn vind ik deze verdeling inzichtelijker. Als leerlingen iets moeten gebruiken van anderen praten we over informatievaardigheden en webwijsheid. Als leerlingen zelf iets moeten produceren spreken we over mediawijsheid.

Morgen mag ik twee keer een workshop verzorgen bij Beeld en Geluid op de docentendagen. Ik ga het dan hebben over het digitaal werkstukkenonderwijs. Ik vond het leuk om de presentatie/workshop voor te bereiden. Er zijn aardig wat mogelijkheden moet ik zeggen. Ik heb ze in de presentatie op een rijtje gezet.

Verder deze dag zijn er nog verschillende andere workshops te bekijken. Zo vertelt Rob Martens van de Open Universiteit over hoe jonge kinderen media gebruiken. Gaan Frank Evers en Maaike Lauwerijssen (Kenninet) het hebben over nieuwe mediaproject voor in de klas. Laat Yvonne Willemsen (Teleac/NOT) zien hoe je animatiefilmpjes kunt maken met kinderen vanaf zes jaar oud. Vertellen Fred van de Graaf (GZ-psycholoog) & Ronald Klein Tank (Teleblik) hoe je gevoelige onderwerpen bespreekbaar kunt maken met behulp van Teleblikfilmpjes. Ontwikkelen Henk van der Horst (Kees Boeke) en Daniëlle van der Knaap (Kennisnet) een TV-Studio. Tenslotte is er ook nog een masterclass verzorgd door Lonneke van Asseldonk en Carolien Parigger (Teleac/NOT) over het onderwerp Huis-, tuin- en keukenapparatuur als basis voor mediawijze lessen.

Helemaal leuk vind ik dat studenten van Hogeschool Domstad deze dag ook bezoeken. Dit zijn de studenten die meedoen aan de profielminor Kunst en Cultuur. Zij gaan aan de slag met verschillende onderzoeksvragen (zie hieronder). Zij doen dit onder begeleiding van mijn collega Elleke Verwaijen.

categorie 1: Mediawijsheid op de basisschool

– Visie van de school op Mediawijsheid?
Welke behoefte heeft de school? (Bijvoorbeeld hoort mediawijsheid bij de opvoedende taak van de school?)
Is er sprake van doorlopende leerlijnen of kunnen Domstad studenten hier een voorzet voor maken?
Op welke manier is en wil de school Mediawijsheid organiseren. Welke praktische struikelblokken komt de school tegen, materiaal etc..
Verschil tussen de visie op Mediawijsheid van de student en de school/stagedocent op de school.

– Doelgroep onderzoek
Mediagebruik van kinderen vanaf 6 jaar
Mediabeleving van kinderen vanaf 6 jaar (eventueel een koppeling met theorie over cognitieve ontwikkeling van kinderen)
Verschil tussen mediagebruik en mediabeleving van leerlingen en docenten en ouders.

categorie 2: (Mediawijs)aanbod culturele instelling

– Bezoek aan Beeld en Geluid

Welke verwachtingen heeft de school van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid
Welke eisen stelt de school aan een educatief bezoek
Welke verbeteringen en adviezen kunnen studenten bieden voor het aanbod van Beeld en Geluid

Zolang Wikipedia bestaat houdt men zich volgens mij ook al bezig met de betrouwbaarheid van de artikelen. Er zijn al verschillende onderzoeken geweest waarin de betrouwbaarheid vergeleken werd met andere encyclopedieën. Toch blijft het knagen. Hoe kan het dat een artikel waaraan iedereen een bijdrage kan leveren een betrouwbaar artikel op kan leveren? Ik vind dit een erg boeiend fenomeen moet ik zeggen. Het heeft te maken met wat we zien als “waarheid”, denk ik. Volgens mij draait het vaak om de vraag in welke mate een artikel een betrouwbaar beeld van de waarheid geeft.
Daarbij moet ik natuurlijk “waarheid” nog verder definiëren. De Van Dale geeft de volgende omschrijving van waardheid:

  1. het ware, de overeenstemming tussen een denkbeeld, een verhaal of een bericht en de zaak zoals zij is
  2. iets dat waar is => feit
  3. ware geloofsovertuiging

Waarom kom ik hier op? Om twee redenen.

Reden 1. Soms wordt iets als waarheid aangenomen als verschillende mensen vanuit verschillende invalshoeken het eens zijn over een bepaald feit. Hoe deskundiger de mensen zijn die vanuit verschillende invalshoeken naar een zaak kijken hoe betrouwbaarder die waarheid wordt gevonden. Maar soms is een zaak zo ingewikkeld dat zelfs een grote hoeveelheid deskundigen er niet in slagen om een zaak als betrouwbaar en waar neer te zetten. En soms is een zaak zo ingewikkeld dat je als leek moet vertrouwen op de deskundigheid van een ander. Twee voorbeelden maken dit denk ik duidelijker. Het eerste voorbeeld. De serie “In Europa” die momenteel door de VPRO wordt uitgezonden heeft onder historici (als ik De Volkskrant mag geloven) nogal wat discussie op doen waaien. Inzichten zoals ze in de serie naar voren worden gebracht zouden verschillen met de inzichten zoals die onder historici leven. Wat waar is? Ik weet het niet. Tweede voorbeeld. De opwarming van de aarde. In de documentaire “an inconvenient truth” gebruikt Al Gore een overdaad aan gegevens. De vraag is hoe je die overdaad kunt controleren. En welke conclusie je daar dan weer uit moet trekken.

Reden 2. Onlangs kwam ik op de Foundation mailinglist het bericht tegen over de ontwikkeling van een nieuwe manier waarop Wikipedia de betrouwbaarheid van zijn artikelen kan weergeven. Het bevindt zich nu nog in de demo-fase. Het idee is dat een kleurindicatie aangeeft hoe betrouwbaar een wikipedia-artikel is. Op de demo-site zelf omschrijven ze het als volgt:

First, we compute the reputation of each author by analyzing the author’s contributions. When an author makes a contribution that is preserved in subsequent edits, the author gains reputation. When an author makes a contribution that is undone or reverted quickly, the author loses reputation.

The trust value of a new word is proportional to the reputation of its author. When subsequent authors edit the page, words that are left unchanged gain trust: by leaving them there, the authors implicitly agree with them. Words closer to the edit gain more trust, as the author of the edit is likely to have paid more attention to them. In contrast, text that has been rearranged (new text, text at the border of cut-and-paste, etc) has again a reputation proportional to the author of the edit.

Ik vind het een mooie ontwikkeling. Het is een punt dat volgens mij meegenomen kan worden in de discussie rondom webwijsheid. Trouwens een mooi voorbeeld van hoe je kunt zien dat een artikel steeds betrouwbaarder wordt is het artikel over Sydney Buxton. Bekijk een steeds recentere versie (New) om de veranderingen te zien.

Els Kuiper is onlangs met haar proefschrift “Teaching Web literacy in primary education” gepromoveerd. Een interessant onderwerp. Naast het Engelstalig proefschrift heeft ze inmiddels op verschillende plekken hierover gepubliceerd. Bijvoorbeeld op de weblog Mijnkindonline, in de brochurereeks van Kennisnet ICT op school “Wat weten we over…(webwijsheid) en gisteren zag ik via een artikel van Willem Karssenberg ook in nrc.next.

Ik vind het mooi om te zien dat zo’n belangrijk onderwerp op zo veel plekken terugkomt op zo’n toegankelijke manier. Het deed me denken aan de ORD-dagen die ik dit jaar in Groningen heb bijgewoond. Op de ORD stond de relatie tussen onderzoek en onderwijs centraal. Een van de vragen was hoe de verworvenheden van onderzoek toegepast konden worden in het onderwijs. Op de weblog ons Expertisecentrum ICT-Educatie van Hogeschool Domstad had ik hier al een stukje over geschreven.

Slavin gaf hierbij onder andere aan dat het vertalen van wetenschappelijk werk voor een groot publiek een belangrijke factor kan zijn om te zorgen voor kennisdisseminatie.

Maar goed, ik wilde het eigenlijk hebben over het onderzoek van Els Kuiper. Ze had als uitgangspunt voor haar onderzoek de vraag:

“Hoe kunnen leerlingen dan worden ondersteund bij het gebruiken van internet ten behoeve van het ontwikkelen van kennis?”

Ze heeft gekeken welke vaardigheden leerlingen nodig hebben. Ze onderscheid 3 vaardigheden: zoeken, lezen en beoordelen van informatie. Ze schrijft hierover:

“Onder zoeken valt bijvoorbeeld de vaardigheid om goede zoektermen te formuleren bij gebruik van Google. Lezen op internet houdt bijvoorbeeld in het goed gebruik kunnen maken van hyperlinks en een menustructuur op een website. Maar ook het goed lezen van de zoekresultaten van Google. Onder beoordelen van informatie valt zowel de bruikbaarheid of relevantie van de informatie als de betrouwbaarheid.”

En voor het onderwijs geeft Els Kuiper aan dat onder andere aandacht besteed kan worden aan het begrijpend lezen:

“Het ligt voor de hand om in het onderwijs in begrijpend lezen expliciet aandacht te geven aan kritisch internetgebruik. Dat betekent aanpassing van bestaande, papieren methodes: je leert internet immers niet gebruiken uit een boekje. Daarbij is het belangrijk om alert te zijn op een paradox die tijdens het onderzoek naar voren kwam.”

Een onderdeel van webwijsheid is het zoeken. Aan dit zoeken gaat natuurlijk al een fase vooraf. Namelijk het formuleren van een onderzoeksvraag. Op de website online op onderzoek worden deze stappen mooi beschreven.

De afgelopen dagen ben ik ook druk bezig met zoeken van informatie. Ik ben bezig met het ontwikkelen van lessen voor Google Earth en het samenstellen van een literatuurlijst voor Pabo-studenten als het gaat om de ICT-competenties.

Hoe ga ik hierbij te werk? Er zijn een aantal fasen te onderscheiden in mijn zoekproces. Als eerste heb ik bedacht waar ik over wil gaan zoeken. Voor het Google Earthproject zijn verschillende onderwerpen geselecteerd: Industriële revolutie, Tweede Wereldoorlog, Landbouw, Landschappen en Stad en platteland. Voor de ICT-competenties zijn dat de onderwerpen zoals ik ze benoemd heb op mijn weblog.

Daarna heb ik bedacht wat voor soort informatie ik voor de beide projecten nodig zou hebben. Voor het GE-project heb ik achtergrondinformatie nodig en verschillende media die ik kan inzetten. Voor de ICT-competenties ben ik nu op zoek naar literatuur.

Daarna heb ik gekozen van welke zoekmachines ik gebruik zou maken. Voor de achtergrondinformatie voor het GE-project wilde ik zo snel mogelijk komen tot informatie die ook op leerlingen gericht is. Ik heb daarom verschillende kinderzoekmachines geselecteerd en die gebruikt: Netwijs, Meestersipke, Davindi en ook WikiKids. Daarnaast heb ik gezocht op de beeldbank en Teleblik omdat ik wist dat daar geschikte filmpjes te vinden zouden zijn. Waar ik nog op wil zoeken is in ieder geval op leerspellen.

Voor de literatuur voor Pabo-studenten heb ik andere bronnen gebruikt. Bronnen die ik hier heb geraadpleegd zijn: DareNet, LoreNet, Scholar Google, ICT op school (de kenniswiki), Kennisnet en Google. Waar ik nog in ieder geval op wil zoeken zijn de websites van de pedagogische centra en ons bibliotheeksysteem van de hogeschool. Ook wil ik nog kijken of eventueel op YouTube, GoogleVideo, Slideshare en scribd nog interessante artikelen staan.

Ik ben nu vooral bezig met verzamelen. Als ik kijk wat het verzamelen vergemakkelijkt dan zijn dat een paar zaken. Ik weet op welke onderwerpen ik wil zoeken, ik ken verschillende bronnen de relevant zijn, ken gespecialiseerde zoekmachines en ik weet ook welke mensen zich met de onderwerpen bezig houden waarop ik zoek. Nu is dat laatste niet helemaal waar want ik weet echt niet van iedereen wat zijn specialisatie is. Maar via het zoeken kom ik daar wel achter.

Al tijdens het verzamelen van de informatie denk ik: op welke manier kan ik dit ordenen en presenteren. Een manier om het voor mezelf te ordenen is het gebruik van een woordspin. Een voorzichtig voorbeeld vind je op mijn weblog.
Dit laatste is voor mijzelf wel nodig vind ik. Ik ben (weet ik) iemand die zich eerst breed wil oriënteren en daarna gaat selecteren.

Nog iets trouwens. De websites die ik heb verzameld voor het GE-project heb ik bij elkaar gezet op een delicous pagina en de links voor de ICT-competenties gewoon in een WORD-document. Waarom dat is? Geen idee.

Ik ben wel erg benieuwd hoe anderen zoeken. Misschien kan iemand zijn zoekstrategieën toelichten?